Aloysius Luyben (1818-1902)

Voluit ''Aloysius Franciscus Xaverius Luyben".

Ook genaamd: "Aloijsius Franciscus Xaverius Luijben".

 

Aloysius Luyben word op 20 januari 1818 te Waalwijk geboren als de zoon van de politicus Johannes Lambertus Antonius Luyben (1786-1859) en Cornelia Jacoba Maria van Roosmaelen (1789-1849).

Hij kwam uit één gezin van totaal zes kinderen, waarvan hij de oudste was en er vier van de zes op een jonge leeftijd overlijden: Andreas Luyben, Elisabeth Maria Rosalia Luyben (???-1821), Andreas Luyben (1819-1825), Antoinette Cecile Marie Luyben (???-1880) en Andreas Luyben († 1815).


Jeugd en studie

In 1837 ging hij studeren in Leiden waar hij in de rechten promoveerde op 9 oktober 1841. Hij werd advocaat in 's-Hertogenbosch waar hij de uitgebreide praktijk van zijn vader overnam die raadsheer van het gerechtshof was geworden. 


Het gezinsleven

Aloysius trouwde op 38-jarige leeftijd op 28 mei 1856 te Geertruidenberg met de daar geboren, 33-jarige Catharina Maria Anna Stephana Allard (1822-1892). Samen kregen zij vier kinderen: Joannes Andreas Isidorus Luyben, Cornelia Elisabeth Maria Luyben, Maria Anna Cornelia Luyben en een doodgeboren kindje.

Dit echtpaar schonk later ook nog een raam in de Sint Jan te 's-Hertogenbosch. Het betreft het gebrandschilderde venster: 'Tobias en Rafael, Jacob, Mattheus en Lucas".

Afbeelding hierboven: Aloysius Luyben. Bron: Collectie- Van Eck (Nationaal Archief).


Politieke carrière 

Op 11 oktober 1859 werd hij ter vervanging van zijn overleden vader in het district 's-Hertogenbosch tot lid van de Tweede Kamer gekozen. Hij was één van de weinige leden die zich vaak lieten horen. Conservatief als hij was vond hij, net als zijn vader, dat de belangen van het rooms-katholieke geloof het zwaarst zouden moeten wegen in de politiek. Hij sprak in de Tweede Kamer onder meer over buitenlandse zaken, financiënjustitiële onderwerpen, onderwijs en Noord-Brabantse aangelegenheden. 

Aloysius behoorde in 1860 tot de meer conservatieve rooms-katholieken, en was dus geen zogenaamde papo-liberaal. De conservatieve minderheid die vóór de begroting van Koloniën van minister Rochussen stemde. Hij stemde in 1866 tegen de motie-Keuchenius en in 1867 vóór de begroting van Buitenlandse Zaken.

Na eerst het ministerschap van Justitie te hebben geweigerd, werd hij in 1868 wel minister voor de RK-Eredienst in het kabinet-Van Zuylen van Nijevelt. Bij de periodieke verkiezing van 8 juni 1869 werd hij weer tot lid van de Tweede Kamer gekozen, nu in het district Breda. Gedurende de daarop volgende periode was hij diverse malen derde kandidaat voor het voorzitterschap en dus tweede ondervoorzitter.

In 1873 werd hij benoemd tot kantonrechter in 's-Hertogenbosch en trad wederom af als Kamerlid, maar werd al in 1874 weer herkozen.

Eveneens in 1874 werd hij benoemd als burgemeester van 's-Hertogenbosch, maar omdat dat geen rijksbetrekking was hoefde hij niet af te treden als kamerlid. Als burgemeester was hij onder andere verantwoordelijk voor de 'watervrijmaking' van 's-Hertogenbosch. Hij zorgde ervoor dat het water uit het buitengebied de stad niet meer kon overspoelen. Dit hoge water had er in 1876 nog voor gezorgd dat er een zware tyfusepidemie was uitgebroken dus het was van groot belang dat het water niet meer tot in de stad kon doordringen.

In de laatste jaren van zijn politieke loopbaan en daarna was hij van 1877 tot aan zijn overlijden lid van de Raad van State in buitengewone dienst. Ook was hij van 1880 tot 1883 rechter bij de rechtbank 's-Hertogenbosch en vervolgens van 14 maart 1883 tot 1893 raadsheer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Bij koninklijk besluit van 6 maart 1893 werd hij, op eigen verzoek, eervol ontslagen.


Laatste jaren

In de periode van 1859-1902 was Aloysius ondanks zijn eervol ontslag nog altijd actief als lid van de Tweede Kamer, minister en staatsraad in buitengewone dienst.

Aloysius komt op 9 juni 1902 te 's-Hertogenbosch te overlijden en word op 13 juni 1902 te Orthen begraven. Hij werd 84 jaar oud.


Bronnen: