


Arthur Eduard Joseph van Voorst tot Voorst
Voluit "Mr. Arthur Eduard Joseph baron van Voorst tot Voorst".
Titulatuur: Mr. & Baron.
Functie: Commissaris des Konings van Noord-Brabant, van 1894 tot 1928.
Arthur werd geboren op 13 december 1858 te Elden (Gelderland), als zoon van Eduwardus Ludovicus van Voorst tot Voorst (1810-1891) en Barbara Catharina Josephina Debets (1818-1889). Hij was de jongste van zeven kinderen, bestaande uit drie meisjes en vier jongens. Zij groeide op in Huize Westerveld te Elden.
Prestaties van vader
Arthurs vader begon zijn militaire loopbaan in 1826 als kadet op de Artillerie- en Genieschool te Delft.
Kort daarna werd hij Page voor de Zuidelijke Provinciën en in 1828 als Kadet-Page overgeplaatst naar de, in dat jaar opgerichte, Militaire Academie te Breda.
Later werd hij nog gepromoveerd tot korporaal (1828) en sergeant-majoor (1829).
In 1830 werd hij bevorderd tot 2e luitenant à la suite bij het Regiment Lansiers en in 1831 2e luitenant effectief en 1e luitenant der cavalerie. Wegens zijn grote verdiensten en uitzonderlijk moedig gedrag werd hij bij koninklijk besluit van 12 oktober 1831 benoemd tot Ridder Militaire Willemsorde. Ook verkreeg hij op 28 maart 1832 het Metalen Kruis.
Op eigen verzoek werd hem bij koninklijk besluit van 7 oktober 1836 eervol ontslag uit de militaire dienst verleend met ingang van 22 oktober 1836.
Voorts was hij Kommandant der Eerewacht bij de huldiging van koning Willem II te Arnhem 1841, bij welke gelegenheid hij van de Vorst een ring met juwelen ten geschenke ontving. Tijdens de watervloed van 1861 te Huissen trad hij zo doortastend op, dat hij daarvoor werd beloond met de Baret in zilver op zijn Watersnoodmedaille (1855).
In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en later tot Grootofficier in de Orde van de Eikenkroon van Luxemburg.
Later betrekt hij, door zijn huwelijk met Barbara Catharina Josephina Debets, als eerste baron van Voorst tot Voorst het huis en de buitenplaats Westerveld in Elden. Daar houdt hij zich bezig met de paardenfokkerij, zoals tuinbaas Van Baal aan den lijve ondervindt. Ook werd hij later nog burgemeester.
Eigen jeugd
Arthur was een Gelderse burgemeesterszoon uit een voorname adellijke familie, Van Voorst tot Voorst is namelijk een oud adellijk riddergeslacht uit Overijssel dat sinds 1814 tot de Nederlandse adel van het koninkrijk behoort en waarvan een tak tot de Belgische adel behoort.
Het gezin
Arthur trouwde in 1891 met Clara Maria Theresia Joanna Helena Thijssen (1864-1936), een kleindochter van J.N.J. Heerkens, buitengewoon Tweede Kamerlid. Zijn echtgenote Clara hield zich vanaf 1910 bezig als voorzitster van de Maatschappij tot verzachting van het lot van behoeftige kraamvrouwen. Ze hadden twee kinderen:
- Eduard Hendrik Johan van Voorst tot Voorst (1892-1972).
- Clara Godefride Maria Cunegonda van Voorst tot Voorst (1897-1982).
Zijn zoon zou later ook politieke posities vervullen, namelijk: lid van Gedeputeerde Staten van Gelderland, waarnemend Commissaris van de Koningin (periode 1944-1945), burgemeester van Ubbergen (1921-1935) en burgemeester van Tilburg (1946-1957).
Loopbaan
Zijn loopbaan begon met de functie kandidaat-notaris, dat hij uitvoerde van 1885 tot 1887. Toen Arthur 28 jaar was, werd hij op 3 februari 1887 ingehuldigd als burgemeester van Huissen, gelegen in de provincie Gelderland. Tegenwoordig valt dit onder de nieuwe gemeente Lingewaard. De functie van burgemeester van Huissen zal hij bekleden tot 11 april 1893.
Op 3 juli 1889 werd baron Voorst tot Voorst lid van de Provinciale Staten van Gelderland (voor het kiesdistrict Elst). Ook was hij een korte tijd gedeputeerde van Gelderland, toen hij op 25 maart 1893 werd verkozen en uiteindelijk diende van 20 april 1893 tot 1 september 1894. Zowel zijn deelname als lid van de Gedeputeerde Staten- als Provinciale Staten van Gelderland eindigde die 1e september, dit kwam doordat hij op 12 augustus 1894 het nieuws had ontvangen dat hij door koninklijk besluit benoemd zou worden voor een andere functie.
Vanaf die 1e september 1894 moment werd hij namelijk ingelijfd als Commissaris der Koningin in Noord-Brabant, een functie die hij de volgende 34 jaar lang bleef bekleden. Als commissaris zette hij zich in voor verbetering van het waterbeheer in de provincie, door onder meer kanaalaanleg en rivierverbreding. Hij bevorderde de economische ontwikkeling door aanleg van wegen en tramwegen, elektrificatie, ontginningen en uitbreiding van het nijverheidsonderwijs.
Ter gelegenheid van zijn zilveren ambtsjubileum in 1919 lieten Brabantse industriëlen het monument voor Arthur van Voorst tot Voorst oprichten, dat in 1921 op het voorplein van het Gouvernement werd onthuld.
Onderscheidingen
Van Voorst tot Voorst ontving diverse onderscheidingen, waaronder:
- Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
- Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau
Overlijden en nagedachtenis
Wegens gezondheidsredenen (oververmoeidheid en hartklachten) zou Van Voort tot Voort op 1 mei 1929 aftreden. Minister Kan had hem eerder gevraagd een ontslagaanvrage uit te stellen.
Maar voor dit gerealiseerd kon worden kwam hij echter al op 23 december 1952 te overlijden. Arthur van Voorst tot Voorst werd 69 jaar oud.
Rapportages werkbezoeken aan Brabantse gemeentes
Als Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant bezocht baron Voorst tot Voorst regelmatig gemeentes in de provincie. Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurige verslagen bij. Hieronder staan al de verslagen vermeld die over de (voormalige-)gemeentes die op de Ketsheuvelse Historicus voorkomen. Deze staan ook per plaats vermeld op de desbetreffende "Door de Eeuwen" paginas.
Dit had hij in al die jaren over de (voormalige-) gemeentes te melden:
Gemeente Baardwijk
Rapportage 7 Augustus 1896
Den 7den Augustus 1896 bezocht ik de gemeente Baardwijk. Omstreeks 4 uur (± een half uur later dan ik had moeten arriveeren) kwam ik te Baardwijk aan, en werd ik in het, netjes versierde Raadhuis ontvangen door den burgemeester met diens wethouders. De deur van de Raadszaal moest open blijven, ten einde de liedertafel gelegenheid te geven, zich te doen hooren; toen alle werkende leden van de liedertafel er goed en wel in den gang waren, hield de burgemeester een lange speech om mij welkom te heeten (de liedertafel kon hem nu ook hooren); zijn zesjarige zoontje gaf mij daarna een bouquet.
Vervolgens zong de liedertafel een stukje; daarna verschenen de leden van den raad, de pastoor met zijn kapelaan, dominee Van Buren (een broer van den burgemeester van Meeuwen), Mr. Claeszen, griffier bij het kantongerecht te Waalwijk, en Breuer, hoofd der school. Onze gesprekken liepen vooral over den veranderden waterstaatstoestand te Baardwijk, in verband met de verlegging van den Maasmond.
Ik heb de Heeren verweten, dat zij niet collectief met de andere betrokken waterschaps- en gemeentebesturen waren opgetreden, om hunne belangen gezamenlijk te behartigen. Nu zij individueel ieder voor kleinere plaatselijke belangen waren opgetreden, hadden ze op den gang van zaken geen, of weinig invloed kunnen uitoefenen, omdat hunne stemmen te zwak waren geweest om gehoord te worden.
In Baardwijk zijn veel schoenmakers; de wethouder Van Helvoirt is schoenfabrikant, en heeft geen winkel, omdat hij zijn schoenmakers vrij wil laten. Hij beklaagde zich over de scherpe concurrentie, welke hem werd aangedaan door de schoenfabrikanten uit Waalwijk, die tevens winkeliers waren en gedwongen winkelnering hielden (Zie hierover meer onder “Waalwijk”). Hij beweerde, dat hij, om dezelfde winst te maken als zijne collega’s fabrikanten-winkeliers, ieder paar schoenen van tien tot 15 cent duurder moest verkoopen als zij. Hij beweerde, dat de gedwongen winkelnering in Kaatsheuvel nog erger was dan in Waalwijk.
Omstreeks 5½ uur verliet ik Baardwijk, om mij te begeven naar Drunen. De administratie van den secretaris en die van den ontvanger gaf reden tot het mondeling maken van sommige bedenkingen.
Rapportage 18 Mei 1900
Den 18 Mei 1900 bracht ik weder een bezoek aan het geheel bevlagde Baardwijk; omstreeks 9.15 onder het luiden der klokken op het raadhuis komende vond ik daar den burgemeester met zijne beide wethouders. Ik vernam van hen, dat de schoenmakerijen druk werk hadden; dat de gewone, tehuiswerkende schoenmakers ± f. 7,- in de week verdienen; dat de menschen, die op de fabrieken werken een hooger weekloon maken; dat de gedwongen winkelnering nog welig tiert; dat zulks niet erg is voor hen, die hun vak uitstekend verstaan; want om deze in het werk te hebben vechten de werkgevers; als deze dus niet in den winkel van den patroon gaan willen, en daarom weggezonden worden, kunnen zij genoegzaam elders weder te recht.
Maar ongelukkig zijn die schoenmakers, die hun vak niet uitstekend verstaan; die zijn aan hun patroon verbonden; kunnen die van den patroon geen werk meer krijgen, dan zijn zij broodeloos, dan staan ze op straat zonder te weten waarheen; die ongelukkigen moeten in den winkel gaan van hun patroon, en zich alles laten welgevallen.
Kapelaan Van Doren (sinds enkele maanden pastoor van Mariapolder, gemeente Dussen) was 18 jaar kapelaan te Baardwijk; hij had een open oog voor de nooden en behoeften van den werkman; hij gaf zich geheel aan hem, hij offerde zich geheel voor hem op. Hij was uitstekend bekend met de toestanden te Baardwijk. Volgens hem zou, bij de gedwongen winkelnering, de patroon 100% verdienen behalve in het manufacturenvak; daar zou de winst van den patroon 120% zijn.
De schoenfabrikanten maken allen slechts een bepaald soort schoenen; zoo maakt de wethouder Van Helvoirt (die geen winkel houdt, en zijn werkvolk dus geen dwang op legt) uitsluitend mansschoenen; de knechts die voor hem werken, wonen meestal in Drunen en Elshout. De schoenmakers te Baardwijk maken meestal uitsluitend vrouwenschoenen. De menschen wonen meestal in gehuurde kamers; een beetje boerderij, een koe, een geit, een varken, een stukje aardappelland enz. hebben zij meestal niet. Volgens B. en W. is dat beter; om een goed schoenmaker te zijn, moeten de menschen geen halve boer zijn; dan komt er van de schoenmakerij gewoonlijk niet veel terecht.
Op mijne audientie verscheen niemand, dan de oude dominee Van Buren; hij is reeds 58 jr dominee, waarvan 12 jr in Baardwijk. Zijne parochie bestaat uit hoogstens 100 zielen. Hij noemde zich zeer verdraagzaam, betreurde het, dat Roomsch en Protestant over en weer op een afstand bleef; dat hij den Pastoor nooit ontmoette.
Ik bezocht met B. en W. de openbare school, en woonde in de hoogste afdeeling een pr leeslessen bij; het onderwijs beviel mij wel. Het hoofd der school is verbonden aan de normaalschool te Waalwijk, en verdient daar ± f. 400; hij zat in 1900 in de commissie welke de examens hulpakte lager onderwijs afneemt. De onderwijzer te Baardwijk heeft geen hoofdakte; is gehuwd; is, om te kunnen bestaan, buiten de schooluren boekhouder in eene zaak te Waalwijk.
Sinds mijn vorig bezoek aan Baardwijk is daar eene nieuwe Roomsche kerk gebouwd; ik ging die met B. en W. bekijken. De kerk staat nu nog tusschen andere huizen; tusschen den weg en de kerk staat de woning van den aannemer De Kort; dat huis werd door de kerk gekocht, en zal geamoveerd worden, na het overlijden van de echtelieden De Kort. Dan zal de kerk een sieraad zijn van de gemeente. Wethouder Loeff had pas eene nieuwe communiebank gegeven. Loeff is ongehuwd en heeft wat geld.
De indruk, dien de burgemeester mij geeft, is deze, dat hij zich erg voelt; de familie’s Van Heyst en Loeff zitten sinds 150 jr in het bestuur van de gemeente, zij zijn samen verwant door allerlei huwelijken; de vader van Jan Loeff was 38 jr burgemeester van Baardwijk. Burgemeester Van Heyst heet fortuin te hebben; hij kent zijn zaken vrij wel; heeft invloed in de gemeente, en maakt dien gaarne geldend. Ik vond hem wat arrogant. Ontvanger boekt opbrengsten van grasverpachting niet in een hulpregister.
Rapportage 26 Mei 1904
Den 26 Mei 1904 kwam ik weer in Baardwijk; denzelfden dag bezocht ik nog Besoyen en Loon op Zand. Het zielental gaat langzaam achteruit; 10% gedwongen huwelijken. Aftredende raadsleden worden gewoonlijk bij candidaatstelling gekozen; bij vacaturen werd de beide laatste malen heelemaal niet getracteerd; dientengevolge werd er ook veel minder trouw gestemd. In 1903 werd er een telefoonkantoor geopend. De zaak marcheert nog niet best, doordat de berichten nog steeds vanuit Waalwijk besteld worden, waardoor voor ieder bericht 25 cent bestelloon betaald moet worden, terwijl de bestelling vanuit Baardwijk gratis moest geschieden. Gemiddeld komt er ruim één bericht per dag.
De gemeente heeft nooit uitgestrekte bezittingen gehad. Het voornaamste bezit is uitgegraven lage grond langs de Veldsteeg naar Doeveren; alle jaren worden een pr blokjes met uitgegraven slootaarde + kunstmest gemest. De Protestanten hebben geen eigen begraafplaats. Hunne lijken worden nu bijgezet op de algemeene begraafplaats. Eene belastingverordening bestaat deswege niet. Dr v. Gilse uit Waalwijk is belast met de armenpraktijk; hij krijgt daarvoor slechts f. 75; van het armbestuur krijgt hij niets. Men is over hem zeer tevreden.
De buizen van de waterleiding te Waalwijk zijn hier door de heele gemeente heen gelegd. Tot nu toe nog maar ééne aansluiting. De gemeente heeft 19 brandkranen, ad f. 40,- per stuk; bij brand betaalt de gemeente f. 10,- per uur.
Voor het woningonderzoek vanwege de Gezondheids Commissie zal de burgemeester onderzoeken de gemeenten Baardwijk, Drunen en Elshout; een heel werk! Politiedienst wordt verricht door een ouden veldwachter (f. 400 + vrije woning), benevens een nachtwaker (een gewezen agent van politie uit Tilburg) die van de gemeente f. 250 + vrije woning heeft, en van den polder f. 150 ontvangt.
Weinig schoolverzuim; geen processen-verbaal. Onderwijs in nuttige handwerken wordt in liefdehuis gegeven door eene geëxamineerde zuster, op de zoogenaamde naaikamer; de gemeente betaalt daarvoor f. 60 ’s jaars.
De tentoonstelling van Waalwijk in 1903 oefende een gunstigen invloed op de schoenenindustrie; de prijzen gingen weliswaar niet naar boven, maar er is zooveel vraag naar schoenen, dat de fabrikanten alle afnemers niet kunnen bedienen. Alle Zondagen wordt er door 2 collectanten langs de huizen gecollecteerd voor den arme. Na aftrek van het collectantenloon (2 x f. 0.30) blijft er dan ± f. 2,- of f. 100 per jaar over.
In eene oude schoenfabriek werd door Goossens eene machinale timmerfabriek opgericht; eerst was het Goossens alleen; toen werd het Goossens en De Both; en nu is het De Both alleen. De Both werkt meestal met vreemde timmerlieden; deze wonen grootendeels in Waalwijk. Hoewel er armen in Baardwijk zijn, wordt daar gelukkig door niemand broodsgebrek geleden. De schoenmakers “boeren” niet; een enkele mest een varkentje. Sinds dat de qualiteit van het brood minder goed werd, wordt er ongelijk veel meer vleesch gegeten. In 1903 werden twee slagerijen geopend. Er wordt nog veel geklaagd over gedwongen winkelnering.
Wethouder Van Helvoort was ziek, en om die reden niet verschenen; wethouder Loeff was erg oud geworden. Audientie verleend aan dominee Louwe Kooymans; een geschikte man om mee te praten. Zijne gemeente zal 125 zielen tellen.
Rapportage 30 Maart 1908
Den 30 Maart 1908 kwam ik weer in Baardwijk; de oude wethouders zijn overleden; daar zitten twee andere oudjes op hunne plaats; Schreynen en Van Beynen; ze zijn ieder zeker 70 jr oud; beide bakker van beroep. Er wordt veel met drank gewerkt bij gemeenteraadsverkiezingen. Alle boeren gaan den raad uit, omdat ze niet willen tracteeren. Zeker de helft van de kiezers moest geen kiezer zijn; ze komen alleen voor drank enz. en geven den doorslag. In kerkbestuur, bij waterschapsbesturen wordt niet getracteerd; daarin hebben de boeren nog zitting.
De regeling met het telefoonkantoor is nog steeds heel vreemd; men weet eigenlijk niet precies hoe het zit; soms worden berichten vanuit Waalwijk besteld, terwijl het kantoor te Baardwijk open is.
Nog geen verordening op begraven op algemeene begraafplaats; zulk eene verordening zou alleen de protestanten treffen omdat de Katholieken eene bijzondere begraafplaats hebben. De rijke protestanten worden echter binnen de enceinte van hunne oude kerk begraven; eene verordening zou dus alleen voor de arme protestanten gelden, en van hen is toch niets te halen. Bij de woninginspectie vielen de woningen zeer veel mede; slechts zeer enkele zouden onbewoonbaar moeten verklaard worden. Wel moeten er vele kleine verbeteringen, stankafsluiters op privaten en derg., aangebracht worden. Voor water uit de waterleiding voelt men nog niet veel: er zijn geen 20 aansluitingen aan de waterleiding.
De geschiedenis van het oud-mannenhuis werd mij als volgt verteld: In 1544 vermaakte Aers Woutersen, priester en advocaat aan het hof van Luik, zijn huis te Baardwijk, benevens zijne vaste goederen onder Baardwijk, Waalwijk, Besoyen en Almkerk aan den Heer van Baardwijk. In dat huis moesten 9 oude mannen verpleegd worden door eene meid; de Heer van Baardwijk moest in het onderhoud van die oude lieden enz. voorzien.
In 1818 waren een gedeelte van de goederen onder Baardwijk, benevens alle goederen onder Almkerk, Besoyen en Waalwijk weg, terwijl de Heer van Baardwijk niets meer gaf voor het onderhoud dier oude lieden. Toen is het huis – waarin de stichting gevestigd was – verhuurd en werden de oude lieden besteed. Omstreeks 1840 hebben Burgemeester Loeff en Pastoor Bazelmans den toenmaligen Heer van Baardwijk – den Baron d’Overschie – bezocht, en van hem ongeveer f. 4.000 losgekregen, waarmede hij zijne verplichtingen tegenover de stichting uitkocht.
Dat geld werd op het Grootboek geplaatst, en met medeweten van G.S. werd er een bestuur ingesteld: de burgemeester, de pastoor en de gemeente-ontvanger. Jaarlijks wordt rekening en verantwoording aan den Raad gedaan: art. 2 letter d der armenwet.
In 1889 is het oude gebouw, dat verhuurd werd, afgebroken; waar het gestaan had werd een liefdehuis gesticht; in het liefdehuis worden thans voor rekening van de fondsen van het oud mannenhuis (± f. 300) drie à vier oude mannen besteed. Door den invloed van de bestaande vakvereenigingen is aan de gedwongen winkelnering vrijwel een einde gemaakt.
De Paulus vereeniging heeft eene spaarkas opgericht; ik heb B. en W. op het gevaarlijke daarvan gewezen, en hen geraden, te trachten te bevorderen, dat men die spaarkas opheft, en de menschen naar de Rijkspostspaarbank zendt. Boven de deur van de Raadszaal liet de burgemeester in een open vak drie wapens schilderen: middenin het wapen van Besoyen, rechts het familiewapen van v. Heyst en links het familiewapen van Loeff, twee families, die beurtelings sinds ruim 100 jaren aan het hoofd van Baardwijk stonden.
Rapportage 3 April 1911
Den 3 April 1911 kwam ik weer in Baardwijk; dien dag bezocht ik ook nog Besoyen en Drunen. Per trein tot Besoyensche steeg; later per trein van Drunen terug naar ’s Bosch. Gemeenteveldwachter Gommers kan niet van zijn tractement leven; vroeg overplaatsing naar Vught. Verder kwam er niemand ter audientie.
Gemeente gaat in zielental sterk achteruit: eensdeels doordat kanaal ’s Bosch-Drongelen gereed kwam, waardoor de keeten met polderwerkers verdwenen; anderdeels door het faillissement van eenige schoenmakersbazen, waardoor vele schoenmakers werkeloos werden, en naar elders vertrokken.
Men krijgt gas en water uit Waalwijk; van het water wordt niet veel genomen; alleen de nieuw gebouwde woningen moeten aansluiten. B. en W. vreezen de spoorweghalte Baardwijk te verliezen; daarover is eene correspondentie met de directie der S.S. gaande; men vraagt mijne hulp, als ik er iets aan doen kan. Het bestuur van het Oud-Mannenhuis beheert de fondsen en wijst de menschen aan, die, op kosten der Stichting, verpleegd worden in het Gasthuis. Burgemeester Van Heyst bewaart de fondsen.
De registers van den burgerlijken stand zijn voor f. 1.000 tegen brandschade verzekerd, om, wanneer ze door brand mochten te niet gaan, de dubbelen van de Rechtbank te kunnen laten copieeren. Naar de burgemeester mij mededeelde zullen er binnenkort heel wat woningen onbewoonbaar verklaard worden. Burgemeester Van Heyst zit in het bestuur van de Hanze bank, gevestigd te ’s Bosch in de Hinthamerstraat; naar ik van hem begreep, doet die Bank nog geene bijzonder uitgebreide zaken, en kan zij geen hooger crediet geven van f. 2.000; voor eenigszins uitgebreide handelszaken is zij dus niet ingericht.
Een zekere Cornelis van Gelder, iemand die niet lezen of schrijven kan, drijft een uitgebreide handel in koeien en paardenhuiden, en in konijnenvellen; hij heeft bovendien eene exportslachterij van konijnen voor de Londensche markt, gaat daarvoor herhaaldelijk naar Londen; hij zou in een en ander jaarlijks wel voor een ton omzetten.
Wethouder Schrijner is een eerzame bakker met eigenaardige opvattingen; niettegenstaande de analyses van de Gezondheids Commissie voortdurend aantoonden dat het drinkwater in Baardwijk bepaald schadelijk voor de gezondheid en slecht is, meent hij, dat zulks niet juist kon zijn, omdat er in Baardwijk nog al enkele oude menschen wonen, van wie er dit jaar zelfs hunne gouden bruiloft vierden!
Wethouder Pullens lijkt een vrij geschikte schoenmakersbaas, werkende met ongeveer vijftig menschen; ik meen, dat hij eene machinale schoenfabriek drijft.
Rapportage 22 Mei 1916
Den 22 Mei 1916 bezocht ik per auto vanuit Den Bosch de gemeenten Baardwijk en Besoyen.
In Baardwijk vond ik als wethouder de Heeren Pullens en Donkers, geschikte menschen om mee te praten, beiden schoenfabrikant. Ons gesprek liep vooral over de schoenindustrie; de verhouding tusschen patroon en werkman zijn nog zeer gespannen. Donkers voelt blijkbaar meer voor de organisatie van het werkvolk dan Pullens. Maar zooveel is zeker, dat de goede verhouding tusschen patroon en werkman geheel verstoord is.
De malaise in de schoenindustrie is gevolgd door een tijdperk van grooten bloei. De loonen liepen hoog op; een gewoon schoenmaker verdient thans f. 12 = 30% meer, dan in Januari 1915; de meisjes verdienen f. 8 = 100% meer. – Gespaard wordt er niet; er wordt goed van geleefd.
De industrie is, voor zooveel het vrouwenschoenen betreft, geheel veranderd; vroeger moesten het sterke schoenen zijn; thans moeten er mooie luxe schoenen gemaakt; de modellen veranderen wel twee maal in het jaar. Men schreef deze ommekeer in de vraag naar vrouwenschoenen toe aan de Belgische vluchtelingen; deze zijn allen op mooie schoenen gesteld en hebben hare Hollandsche zusters in die richting mede gesleept. De vrouwenschoenen brengen thans aan den fabrikant f. 18 tot f. 19 op.
In het belang van zijn zaak richtte Donkers met nog een pr fabrikanten in Waalwijk een provisorium op om elektriciteit te hebben, totdat de Provincie stroom kan leveren. Bij raadsverkiezingen wordt niet meer met drank gewerkt: krachtens politieverordening blijven de herbergen thans gesloten totdat de verkiezing afgeloopen is.
Rapportage 26 Augustus 1920
Den 26 augustus 1920 kwam ik weer in Baardwijk. De gemeenteraadsverkiezing van 1919 bracht vijf nieuwe raadsleden, één anderen wethouder. In de raadsvergaderingen houden de vijf – allen arbeiders – zich aan de vooraf gemaakte afspraak; het gaat er overigens vrij ordelijk toe. Ook hier bestaat woningnood; plannen, tot den bouw, voorloopig van 14 woningen zijn ter goedkeuring bij Gedep. Stat.
f. 20.000 hoofd. omslag; percentage 5%. Komt voor 90% uit bedrijf, voor 10% uit vermogen. Gemeente heeft f. 5.000.- schuld en f. 35.000 crisisschuld. Dit laatste bedrag is exorbitant hoog; in Besoyen, waar de distributie zóó goed was, dat die in de courant aan andere gemeenten ten voorbeeld werd gesteld, kostte de distributie slechts 14 à 15 mille, terwijl de bevolking 1.806 zielen bedraagt, tegen 1.690 in Baardwijk. Wanbeheer – om geen erger woord te bezigen – van v. Heyst, die eene onmogelijke en onbegrijpelijke afrekening deed, en alle bijlagen zoek maakte. De leden der brandweer (8 in getal) krijgen het eerste uur f. 1,50; ieder volgend uur f. 1,-. Kranen op de waterleiding.
Er staat in Baardwijk een oude gemeentelijke kerktoren; de klokken hangen er nog in. Gemeente heeft die willen verkoopen; daartegen hebben de Protestanten hun verzet in Den Haag gewonnen. Ze wilden die klokken behouden, opdat er geluid zou kunnen worden bij eene Protestantsche begrafenis; ze hebben zelve aan hun kerk geen klokken.
Voor wijkverpleging zorgen twee geestelijke zusters van het Katholieke Groene Kruis te Waalwijk.
Wethouder Donker – wethouder Krol was afwezig – wil niets weten van eene vereeniging van Baardwijk met Waalwijk. Het schijnt, dat niet iedereen er zoo over denkt; de gemeente-ontvanger Schonk bleek een groot voorstander van die vereeniging.
De schoenindustrie gaat weer wat beter, doordat de import uit Belgie en Frankrijk sterk vermindert; het buitenlandsche fabricaat is onsoliede. Er loopen nog 3 schoenmakers ledig. De schoenmakers hebben het collectief arbeidscontract tegen 1 September opgezegd; de patroons zullen geen nieuw contract sluiten, tenzij daarin eene bepaling omtrent een minimum arbeidspraestatie (stukloon) wordt opgenomen. Vergeleken met 1914 is de arbeidspraestatie met 40% verminderd. Zonder die bepaling kan men niet concurreeren, en is de Nederlandsche schoenmakerij ten doode opgeschreven.
Voor de elektriciteit komt er ééne distributie vanuit Waalwijk, voor de drie gemeenten Besoyen, Waalwijk en Besoyen. De bouw van het distributienet is aanbesteed aan de firma Mijnssen te Amsterdam.
De mandenmakerij is stop gezet; de mandenmakers gaan weer naar Vlijmen terug; de fabriek van rieten meubelen gaat goed. Wethouder Donkers – groot fabrikant van luxe schoenwerk – maakte een aangenamen indruk. Burgemeester-secretaris De Goeij viel niet mede; vooral op het werk ter secretarie vielen vele aanmerkingen.
Gemeente Besoijen
Rapportage 7 Augustus 1896
Den 7den Augustus 1896 bezocht ik de gemeente Besoijen. Te omstreeks 09:30 uur arriveerde ik aan het station Waalwijk-Besoijen, en vond ik aldaar twee harmoniën, namelijk: L’esperance uit Waalwijk, en St. Crispijn uit Waalwijk en Besoijen, die gezamenlijk het “Wien Neerland’s Bloed” speelden. Eene feestcommissie, bestaande uit 4 heeren, was aan het station om mij te ontvangen.
Eén muziekcorps vóór, en een achter mijn rijtuig, om de beurten spelende, escorteerde mij naar het gemeentehuis te Besoijen. Daar vond ik den burgemeester Verwiel met diens beide wethouders en den secretaris. De kinderen van den burgemeester moesten strooien; van het oudste meisje kreeg ik een bouquet.
Op het Raadhuis hangt het familiewapen van Jhr. May de Huningue, heer van Besoijen, woonachtig te Zurich. Deze heer heeft uitgebreide bezittingen onder Besoijen, en schonk in 1867 het terrein benoodigd voor het bouwen van een raadhuis. Op mijne audientie verscheen dan 1e. de pastoor; deze legde de openhartige bekentenis af, dat de menschen tegenwoordig zóó vervuld waren met hunne zorgen voor het tijdelijke, dat daardoor de zorg voor het eeuwige grootendeels verdrongen werd; en 2e. het raadslid Van der Heijden.
Ik onderhield mij met B. en W. geruimen tijd; zoowel de burgemeester Verwiel, als de wethouder Broeders maakten op mij een aangenamen indruk. Gelukkig is nu eindelijk de quaestie, of de gemeente aan het burgerlijk armbestuur ± f. 1.000,- schuldig was, voorgoed uit de wereld, en is die som nu afbetaald; die quaestie heeft de gemoederen in Besoijen veel te lang verdeeld gehouden, en dreigde de gemeente in twee elkander vijandige partijen te verdeelen.
Het raadslid Van der Heijden, de groote antagonist van het dagelijksch bestuur in deze zaak, legt zich nu ook bij de eens gevallen beslissing neer.
Omstreeks 12 uur verliet ik Besoijen; de muziek, die mij van het station had gehaald, bracht mij nu naar Waalwijk. Op de grens van Besoijen en Waalwijk nam ik afscheid van de Besoijensche feestcommissie (De Bakker, een broer van den wethouder, en drie andere heeren) en bedankte ik hen voor hunne moeiten en zorgen. De administratie van Besoijen was zeer goed in orde, en had bovendien de verdienste, zich te onderscheiden door ongewone netheid.
Rapportage 18 Mei 1900
Den 18 Mei 1900 bracht ik wederom een bezoek aan de gemeente; van B. en W. vernam ik, dat Jhr May de Hunungue, heer van Waalwijk en Besoyen, overleden was; zijne goederen waren geërfd door Jhr E. de May de Wagner, eigenaar der heerlijkheid van Waalwijk en Besoyen, wonende te Bern. Dat heer was nog nooit in Besoyen geweest; zijn rentmeester was P.H.P. van Baak, vroeger te Oosterhout, thans te Breda.
Het schijnt, dat die goederen in Besoyen een soort familiegoed zijn, en dat de tegenwoordige eigenaar meer als vruchtgebruiker dan als eigenaar moet beschouwd worden. Omdat de gemeente er groote behoefte aan heeft, had hij een stuk grond rechts van het Raadhuis, en een stuk grond links van het Raadhuis aan de gemeente afgestaan tot aan zijn dood; als erkenning van recht moet de gemeente jaarlijks f. 1,- recognitie betalen.
Op mijne audientie verscheen niemand; ik ging met B. en W. de brandspuit kijken, eene zeer goede, tegelijkertijd zuig- en perspomp; daarna liet men mij zien den aanleg van den Besoyenschen steeg, sinds die weg in 1899 van de Provincie in beheer en onderhoud werd overgenomen. Sinds de gemeente aldaar een trottoir gemaakt heeft, en bovendien voor den afvoer van het water heeft zorg gedragen worden daar de langsliggende perceelen als bouwterrein verkocht en verrezen aldaar verscheiden woningen.
Ik vernam van B. en W., dat, toen de provincie nog zelve wegen aanlegde, aan de betrokken gemeentebesturen werd gevraagd, hoeveel ze voor een weg over hadden; die gemeente, die het meeste geld bood, kreeg dan de weg. Toen de provincie den weg zou maken van Waalwijk over Loon op Zand naar Tilburg, werd gevraagd én aan Waalwijk, én aan Besoyen, hoeveel men voor dien weg over had; Besoyen bood het meeste, nl f. 20.000, en kreeg den weg.
Toen deze weg er eens lag, bleek het, dat Besoyen geen geld had om te betalen. Na lang scharrelen heeft Besoyen de provincie met f. 10.000 afgescheept, welke som later in kleine termijnen betaald is. Waalwijk, dat eerst te bang was geweest om geld te bieden, maakte later op eigen kosten den harden weg Waalwijk-Oosteind-Sprang, om op die wijze ook eene goede verbinding te verkrijgen met Kaatsheuvel.
De harde weg van Besoyen naar het veer te Drongelen ligt op Besoyen’s grondgebied, en wordt voor 2/3 gedeelte door Waalwijk onderhouden. Waalwijk verhardde later op eigen kosten de Putsteeg; ware Waalwijk daar vroeger toe overgegaan, vermoedelijk zou het dan niet hebben bijgedragen in den aanleg en het onderhoud van den harden weg naar het veer te Drongelen.
Van de 1.600 zielen zijn er in Besoyen 500 à 600 Protestanten; na den verkiezingsstrijd in 1899 laat de verhouding tusschen Roomsch en Protestant wel wat te wenschen over. De dominee is een jonge man, ± 30 jr oud, die met zijne moeder en een pr zusters woont; hij is sinds twee jr in Besoyen. Vóór de verkiezing kwam hij nogal eens bij den burgemeester; ná de verkiezing heelemaal niet meer.
De veldwachter was eerst agent van politie te ’s Bosch; daarna te Tilburg, en kwam vandaar in Besoyen; hij maakte in het begin nogal misbruik van drank; de burgemeester was nu nogal goed over hem tevreden. Burgemeester Verwiel maakte op mij een zeer goeden indruk.
De toestand van de boeren te Besoyen is zeer goed; daar is aldaar eene gemeentelijke botermijn, uitsluitend voor plaatselijke behoefte; vreemde kooplui komen daar niet. Doordat de schoenmakers over het algemeen geen boerderij hebben, geen koe of geit houden, koopen zij de benoodigde melk van de boeren, tegen 8 cnt. de liter; wanneer nu de boeren bij hun melk nog voor 2 cnt. water voegen, dan is het niet te verwonderen, dat menschen, die met niets begonnen, in enkele jaren zeer welgesteld worden.
Bij mijn vorig bezoek had ik aangedrongen op het inbinden van losse archiefstukken; sinds is er jaarlijks een post van f. 25 met dat doel op de begrooting. Een groot gedeelte is nu behoorlijk ingebonden, geleidelijk daarmede blijvende doorgaan, zal men in korten tijd alles netjes in orde hebben, ingebonden, of wel in portefeuille. Algemeene politieverordening nog niet in overeenstemming met het nieuwe wetboek van Strafrecht; eene nieuwe verordening werd voorbereid.
Rapportage 26 Mei 1904
Den 26 Mei 1904 kwam ik weer in Besoyen; dienzelfden dag bezocht ik Baardwijk en Loon op Zand. De bevolking decresceert nog al sterk; 20 à 25% gedwongen huwelijken; dat vermeerdert zeer de armoede. Men is het in de gemeente samen nogal goed eens; de twee laatste raadsverkiezingen liepen zonder stemming af. De gemeente heeft geen eigendommen; vroeger ook nooit gehad. Buitengewoon subsidie in de verbouwing der school gekregen ad f. 12.000, = 85% der totale kosten. Gemeente is aangesloten aan de waterleiding te Waalwijk; heeft 16 brandkranen. Ook vele particulieren zijn aangesloten.
Dr Van Gilse uit Waalwijk is armendoctor; hij wordt zeer geroemd; hij wordt per visite betaald door het armbestuur. Ik heb er tegen geprotesteerd, dat aan den veldwachter jaarlijks eene gratificatie wordt verleend; die moet bij zijn tractement gelegd worden. De brigade Waalwijk der Koninklijke Marechaussee wordt gesplitst; een deel gaat naar Besoyen, een deel naar Kaatsheuvel. Weinig of geen schoolverzuim. Wegens gebrek aan leerlingen kon geen herhalingsonderwijs worden gegeven. Er gaan nogal Protestanten kinderen naar de bewaarschool der Zusters.
Broodsgebrek wordt er in Besoyen niet geleden. Het algemeen armbestuur krijgt sinds een pr jaren een subsidie van f. 200 van gemeente. Dat zal wel eene blijvende post worden. De tentoonstelling 1903 te Waalwijk heeft aan de industrie veel goed gedaan; de fabrikanten kunnen hunne afnemers niet voldoende bedienen! Men klaagt algemeen zeer over de gedwongen winkelnering.
Rapportage 30 Maart 1908
Den 30 Maart 1908 kwam ik weer in Besoyen. B. en W. deelen mij mede, dat in de laatste jaren een sterke trek van menschen naar Amerika was ontstaan; het waren juist altijd de beste en bekwaamste jonge werklui, die weg trokken. Men was zeer blijde, dat er sinds 1907 een algemeene malaise in zaken was ingetreden in Amerika; dientengevolge was de trek naar dat land tot staan gekomen, en waren reeds enkele menschen vandaar naar Besoyen teruggekomen. De vrees, dat er geen goede schoenmakers in de gemeente zouden overblijven, had nu geen reden van bestaan meer.
Het losse archief is nu eindelijk verzorgd en gebonden; secretaris Hendrikse wijdt nu zijne goede zorgen aan het oude archief, dat van den zolder gehaald is, en eene vrij goede plaats op de secretarie heeft gekregen.
De veldwachter gedraagt zich tegenwoordig goed; hij maakt geen misbruik meer van sterken drank. De herziening der algemeene politieverordening is gereed gekomen; zij gaat nu binnen 14 dagen naar de gezondheidscommissie om advies. Bij stemming voor raadsleden wordt gelukkig niet met drank gewerkt. Aan de waterleiding kwamen een 50-tal aansluitingen tot stand.
Er zijn in Waalwijk, Sprang en Besoyen samen ± 190 Joden; hun kerk staat in Besoyen. Er is een Jodenmeester in Besoyen, die de
godsdienstoefeningen leidt, hebreeuwsche les geeft, het vleesch kauschter slacht enz. De gedwongen winkelnering schijnt gedaan te zijn; klachten dienaangaande werden ten minste niet meer vernomen.
Met B. en W. de nieuw gebouwde school gaan kijken; het Rijk gaf f. 12.000 subsidie. Alles ziet er zeer goed uit. Met het schoolhoofd Van Oudenhoven toen diens schoolhuis in oogenschouw gaan nemen; eene nette woning. De man is pas getrouwd; zijne jonge vrouw vond het weinig aangenaam, dat zij door mijn onverwacht bezoek verrast werd, en in haar daagsche kleeren beneden moest komen. Niet zonder grond, m.i. beklaagde het schoolhoofd er zich over, dat hem voor den schoolbouw een stuk van zijn tuin zonder eenige vergoeding was ontnomen.
Rapportage 3 April 1911
Den 3 April 1911 bezocht ik Besoyen, Baardwijk en Drunen. Per trein tot Besoyensche Steeg; per rijtuig naar Drunen; vandaar per trein naar ’s Bosch terug. Op het Raadhuis vond ik den burgemeester met den wethouder Broeders; wethouder Klerkx kon niet komen; hij moest naar de Tilburgsche markt! Ik verleende audientie aan Pastoor Buys, sinds 1,5 jaar in Besoyen; tevoren 5 jaar kapelaan op het Goirke te Tilburg, en daarvoor 12 jaar te Oisterwijk. Naar het schijnt, een geschikt man!
Een man uit Capelle kwam inlichtingen vragen in zake de stierenkeuringen, terwijl ten slotte de burgemeester twee volontairs ter secretarie voorstelde, nl. zijn zoon en een jongen Leyten; beide krijgen nog les van Griffier Wagenaar. Verhouding van Roomsch tot Protestant in gemeente blijft goed; pastoor Buijs waakt, dat die niet al te goed wordt, uit vrees voor gemengde huwelijken. Er komen geregeld enkele gedwongen huwelijken voor, 15 à 20%.
Men profiteert op velerlei gebied van het naburige Waalwijk; percentsgewijze zijn er meer aansluitingen aan de waterleiding dan in Waalwijk zelf; er wordt in Besoyen geen herhalingsonderwijs gegeven, maar 4 jongens uit Besoyen bezoeken het herhalingsonderwijs in Waalwijk; voor een hunner, die onvermogend is, betaalt gemeente Besoyen het schoolgeld; de Hanze geeft een cursus in boekhouden en handelsrekenen in Waalwijk welke cursus door tal van jongens uit Besoyen bezocht wordt.
Men heeft de eigen acetyleengasfabriek stopgezet en krijgt gas van Waalwijk, tegen denzelfden prijs als de ingezetenen van Waalwijk; het licht kost daardoor de helft minder, als vroeger met de eigen acetyleen fabriek. Voor de geneeskundige armen verzorging betaalt Besoyen ± f. 100 aan Dr v. Gilse uit Waalwijk.
De schoenindustrie gaat vrij goed, voor zooverre de machinale fabrieken betreft, en slecht voor de handwerkers. Dank de vakorganisatie is de gedwongen winkelnering zoo goed als gedaan.
Het nieuw archief is thans geheel geordend; met de ordening van het oud archief is men begonnen; men heeft het overgebracht naar de voormalige acetyleenfabriek; daar ligt het tegen de muren opgestapeld; middenin staat een groote tafel, waarop de stukken uitgezocht worden. Ik heb er op aangedrongen, dat de zoon van den burgemeester, die het diploma heeft als candidaat gemeentesecretaris, en thans, onder leiding van Dr Laurillard werkt voor de akte middelbaar staatsinrichting, onder leiding van secretaris Hendrikx de ordening zou voltooien, alvorens de gemeente voorgoed te verlaten.
Rapportage 22 Mei 1916
Den 22 Mei 1916 bezocht ik per auto vanuit Den Bosch de gemeenten Besoyen en Baardwijk. Met genoegen maakte ik thans kennis met den wethouder Clerkx, die bij mijn vorig bezoek afwezig was. Ook Besoyen ligt vol militairen; men heeft van hen weinig last; moeielijkheden deden zich niet voor. De menschen beklagen zich niet, als zij inkwartiering krijgen, maar wanneer zij die niet krijgen. Besoyen heeft veel belangen met Waalwijk gemeen; daar worden gevolgd cursussen in landbouw, tuinbouw, teekenen, boekhouden, handelsrekenen.
Vanuit Waalwijk krijgt men leidingwater, gas; vandaaruit zal men elektriciteit betrekken; door de gasconcessie zit men ook voor de elektriciteit voor 20 jaren aan Waalwijk vast. Het oud archief is thans geïnventariseerd door Van der Hammen, een openbaar onderwijzer, een bekend medewerker aan Taxandria. Door de oprichting van eene Roomsche bijzondere school bleven op de openbare school slechts ± 100 Ned. Hervormde kinderen over.
Burgemeester Verwiel maakt het thans vrij goed; beter dan een jaar of vijf terug. Doordat hij een kalme, bezadigde meegaande man is, gaat het goed in de gemeente. Secretaris-ontvanger Hendricx is 65 jr; hij had zijne administratie weer keurig in orde. De tegenwoordige drukte is hem wel wat al te druk; hij heeft heel geen hulp. Ik vrees, dat hij spoedig pensioen zal nemen; jammer voor Besoyen. De ontsmettingsdienst te Waalwijk schijnt goed ingericht; men was over zijn wijze van werken, wanneer men zijn hulp inriep, zeer tevreden.
Rapportage 26 Augustus 1920
Den 26 augustus 1920 kwam ik weer in Besoijen. Van de bevolking zijn er ± 1.100 Katholiek; 800 Protestant. De verkiezingen 1919 brachten 3 nieuwe Raadsleden; twee hunner zijn arbeider. Van de 7 leden zijn er 4 Katholiek, een Antirevolutionair, een Christelijk-Historisch, een vrijzinnig democraat. In de raadsvergaderingen loopt het goed. Ook de verdraagzaamheid tusschen Roomsch en Protestant is groot.
Ook hier groote woningnood; gemeente bouwde bereids 23 nieuwe woningen; f. 3,65 huur per week. Gemeente moet daaraan f. 1.200 per jaar bij betalen. Nog werden weer 9 woningen besteed, de aannemingssom was echter te hoog, zoodat de bouw niet kon gegund worden; men zal het later nog eens probeeren. Gemeente maakte de bestrating in de Besoyensche steeg, + een goed fietspad + trottoir + lindenbeplanting netjes in orde.
Met den burgemeester + wethouder Groenen – wethouder Both was voor eene congresvergadering van gereformeerden reeds sinds drie weken in Groningen – de pas in orde gebrachte Besoyensche steeg gaan kijken; tevens met deze heeren eene der nieuw gebouwde arbeiderswoningen van boven tot onder bekeken. Wethouder Groenen had blijkbaar geen groote bezwaren tegen eene vereeniging van Waalwijk en Besoyen; de burgemeester voelde er blijkbaar niet veel voor.
De hoofd. omslag loopt van 3½ tot 6%; 85% uit bedrijf 15% uit vermogen. Gemeente heeft f. 34.800 schuld; daarin zitten 14 à 15 mille distributiekosten. De distributie was in Besoyen zoo goed geregeld, dat die ook in de courant ten voorbeeld werd gesteld aan andere gemeenten. Besoyen, Waalwijk en Baardwijk krijgen voor de electriciteitsvoorziening één laagspanningsdistributienet; het is aanbesteed aan de firma Mijnssen te Amsterdam.
Burgemeester meent, dat de nieuwe lager onderwijswet aan Besoyen jaarlijks 3 à 4 mille zal kosten. Burgemeester maakte een goeden indruk; de Heer Robbers vond het prettig een pr gegronde aanmerkingen te kunnen maken op de administratie ter secretarie: Verwiel leidt met Smits jongelui op voor het examen van candidaat-gemeentesecretaris.
Gemeente Capelle
Rapportage 5 Augustus 1896
Den 5den Augustus 1896 bezocht ik de gemeente Capelle; om 12 ½ van Waspik vertrokken, kwam ik te ongeveer 1 uur aan het Raadhuis te Capelle. Heel veel drukte om mij te ontvangen was er niet gemaakt; aan de meeste huizen hingen vlaggen, terwijl de Raadszaal versierd was. In die Raadszaal vond ik den heelen gemeenteraad.
Ik zat met de Heeren wat te praten; verleende audientie aan notaris Middelkoop, tevens lid der Provinciale Staten; ik las den gemeenteveldwachter eens de les, op verzoek van den burgemeester en van de leden van den Raad. De veldwachter was nl. wel bekwaam als politieman - hij is vroeger Marechaussee geweest - maar hij was lui in het doen van zijn dienst.
Daarna onderhield ik mij weer met de raadsleden tot het moment dat ik vertrekken moest; om althans iets te doen, werd toen vanuit de woning van een wethouder, juist tegenover het raadhuis, bij een piano een “hij leve lang” gezongen. Ik reed langs den provincialen weg tot Labbegat, en vandaar langs de Hooge Vaart naar Vrijhoeve-Capelle. Aan het kasteel Zuidewijn stonden Jhr en Mevrouw de Roij van Zuidewijn met hunne beide jongens mij op te wachten; van Frans de Roij – het jongste kereltje – kreeg ik een bouquet; een zeer aardige attentie. Zuidewijn is een aardig kasteeltje; witte muren, grootendeels met klimop begroeid. Wandeling is er weinig of niet bij; wél een mooien moestuin; er moet ± 40 H.A. land bij hooren.
De heele bevolking van Capelle is protestant; er zijn geen 20 katholieken. Behalve eene aanmerking op het bijhouden van de bevolkingsregisters, was de administratie te Capelle (zoowel die van den secretaris als die van den ontvanger) in zeer goeden toestan.
Rapportage 18 Mei 1900
Den 18 Mei 1900 kwam ik weer in deze gemeente, komende van Besoyen vond ik op het Raadhuis het Dagelijksch Bestuur, zijnde dezelfde Heeren, die ik ook in 1896 had ontmoet. De wethouder Rijken is landbouwer; de wethouder Verheyden was dat vroeger ook, maar schijnt het landbouwbedrijf nu niet meer uit te oefenen; Verheyden had relaties (een zwager) in Brummen en sprak over Carolinenburg.
Het archief van de gemeente is vrij goed in orde; jaarlijks wordt (sinds mijn vorig bezoek) f. 40,- beschikbaar gesteld, om oude stukken in te binden, ofwel in portefeuilles te verzamelen. Voor het herbinden van de oude registers van den burgerlijken stand liet men een binder te Capelle komen; omdat men ze niet uit handen durfde geven; op het raadhuis volbracht hij zijn taak.
De weg Besoyen-Capelle-Waspik is een provinciale weg; de overige harde wegen zijn in onderhoud bij de gemeente of bij den polder; de gemeente heeft een vasten wegwerker, en behoeft ’s jaars 300 à 400 M3 grint; die grint wordt gewoonlijk aan het Spijk, of nog hooger op den Rijn gebaggerd.
Door de Capelsche haven heeft de gemeente een uitstekenden waterweg; het onderhoud van die haven kost nogal geld; in 1900 rekende men f. 1.800 noodig te hebben om een stukje nieuw te beschoeien. De brandweer bestaat uit een vast corps van 110 mannen; betaald met 15 cent per uur; deze regeling werkt slecht; er zijn vaak onwilligen bij, die de spuiten vernielen. B. en W. roemden ten zeerste hun secretaris Verhoeven (een bultje), sinds de volkstelling, d.i. sinds December had hij geregeld ’s avonds gewerkt tot precies 9 uur; van 12-2, en van 5-6 was hij tehuis; overigens zat hij van ’s ochtends 9 tot ’s avonds 9 op de secretarie.
De veemarkten te Capelle beteekenen niet veel; toen Belgie en Duitschland nog niet gesloten waren, gingen de boeren met hun vee naar de markt te Rotterdam; nu gaan ze naar die te Waalwijk. Te Capelle komen geen vreemde kooplui. Men had eerste te Capelle twee vrij goede markten; toen heeft men het getal markten met 2 vermeerderd, en nu waren geen van de 4 markten iets meer.
Er zijn te Capelle twee openbare scholen: een te Capelle en een aan de Heistraat; aan de Heistraat gaan de meeste kinderen. Er liep vroeger een tram van Capelle langs de Heistraat naar Kaatsheuvel, in verbinding met de tram Tilburg-Waalwijk; omdat die lijn geen voordeel afwierp, heeft men er de exploitatie van gestaakt. Voor het spoorwegverkeer heeft men een station Kaatsheuvel Capelle; later verkreeg men niet zonder moeite nog eene halte Capelle Nieuwvaart. Deze halte vormt de kortste spoorverbinding voor de bewoners van Capelle niet alleen, maar ook voor hen, die over den nieuwen Maasmond wonen en van het Capelsche veer gebruik maken.
De burgemeester Vermeulen, die eene villa bewoont dicht bij de halte Capelle Nieuwvaart, schijnt mij een goedmoedig man. Hij heet nogal fortuin te hebben; van den rijken Vermeulen uit Loon op Zand zou hij ± f. 40.000 geërfd hebben. De notarissen Middelkoop te Capelle, Rant te Waalwijk en Mulier te Kaatsheuvel beredderden samen den nagelaten boedel van Vermeulen; zij hadden als hun verdiensten geconditioneerd 1%, en genoten f. 28.000, Middelkoop kreeg de helft, de twee anderen ieder een vierde.
Op mijne audientie verscheen de plaatsvervangende districtsveearts De Jong; hij vertelde dat er geen voldoende toezicht werd gehouden tegen consumptie van aan besmettelijke ziekten gestorven paarden; ik verzocht hem, mij dit schriftelijk mede te deelen; dan zou ik er werk van maken.
Rapportage 27 Mei 1904
Den 27 Mei 1904 kwam ik weer in Capelle; vanuit Waalwijk bezocht ik dienzelfden dag nog Eethen en Sprang. Volgens B. en W. neemt het getal socialisten in Capelle niet toe. In het najaar van 1903 hield de afgescheiden dominee Brummelkamp uit Capelle aldaar eene openbare voordracht, en gaf gelegenheid tot debat. Een bekend socialist uit Tilburg (hij wordt mij beschreven als de man met den grooten rooden baard) was daarvoor overgekomen, geëscorteerd door de onderwijzers De Bye uit Kaatsheuvel, Ebels uit Sprang en Neutenboom uit Capelle. In het debat behield dominee Brummelkamp de overhand.
Van de 7 toenmalige raadsleden erfden er zes mede van den schatrijken Vermeulen uit Kaatsheuvel. Er is veel ruzie in de gemeente. Vooral bij raadsverkiezingen blijkt dat. Bij laatste raadsverkiezing werd het aftredende raadslid Heymans uitgeworpen en vervangen door Oerlemans. Heymans was een uitstekend raadslid; voor hem had echter niemand bijzonder gewerkt; voor Oerlemans was hard gewerkt, en waren vele stemmen gekocht. Nog dezer dagen hebben Heymans en Oerlemans in een herberg over die verkiezing groote ruzie gehad; het ging op slaan af. Er blijft na de stemming dus wel rancune.
Gemeente heeft enkele bezittingen; uitgestrekte eigendommen heeft gemeente nooit bezeten. In Capelle wordt de arbeid aan het onderhoud der wegen publiek aanbesteed; een stelsel, dat bijzonder slecht werkt. Er is in Capelle geen algemeene begraafplaats; alles wordt begraven op kerkhof van de hervormden. De gemeente is echter wel in het bezit van een eigen lijkenhuisje, naast het kerkhof. Dr de Rooy en Dr v.d. Meulen worden beurtelings, ieder voor een jaar, belast met den geneeskundigen dienst van de armen. Drinkwater laat alles te wenschen over: men drinkt regenwater, of gefiltreerd water.
Er is weinig schoolverzuim; de Roomsche meisjes uit de kom bezoeken de bijzondere school te Waspik. Er wordt herhalingsonderwijs gegeven; daarvoor is echter weinig liefhebberij. Broodsgebrek wordt in Capelle niet geleden; men zou echter zeer gaarne zien, dat er zich eenige industrie vestigde, het liefst een scheepstimmerwerf. Het naburige Waspik bestaat daarvan bijna heelemaal; vele menschen uit Capelle gaan op de werven in Waspik werken. Langs de Capelsche vaart zou zoo’n mooie gelegenheid zijn om een scheepstimmerwerf te bouwen.
De eenige groote schoenfabrikant is Vos in Nieuwstraat. Hij werkt met 70 tehuis werkende knechts; heeft gedwongen winkelnering en durfde toch te reclameeren, toen hij in den hoofdelijken omslag naar een inkomen van f. 800 werd aangeslagen. Ik vond in Capelle nog denzelfden secretaris: den bult Verhoeven; hij had zijne secretarie uitstekend in orde. Voor eenige oude rekeningen moeten nog portefeuilles worden aangeschaft.
Op de secretarie te Capelle zat als volontair een jongentje van ± 20 jr, … genaamd; deze erfde, als erfgenaam in den zesden graad van bovengenoemden Vermeulen, ruim f. 70.000. Genoemde erfenis werd verdeeld in 2 staken; in de eene staak was die jongen gerechtigd in een 17de gedeelte.
Rapportage 15 April 1908
Den 15 April 1908 kwam ik weer in Capelle. Mijn gesprek met B. en W. liep vooral over den toestand van de arbeidende klasse. Wethouder Rijken deed zich kennen als een echt conservatief; wethouder Wachter (= de candidaat-notaris van het statenlid, notaris Middelkoop) voelde veel voor de nieuwere richting, en wilde gaarne, dat de gemeente steun verleende bij woningbouw, verschaffing van goed drinkwater enz.
Wat het drinkwater betreft, men had onderhandeld met de Waterleidingmaatschappij te Waalwijk, om eene leiding door de gemeente te krijgen; die maatschappij wilde gaarne water leveren, maar dan moest de gemeente de leiding leggen. Aangezien daarmede een kapitaal van ± f. 15.000 zou gemoeid zijn, en de finantieele toestand van de Maatschappij niet rooskleurig heet, zoodat men de kans liep, bij déconfiture der Mij. zijn geld kwijt te zijn en geen water te hebben, besloot men voorloopig op de zaak niet in te gaan. Het drinkwater te Capelle moet afschuwelijk zijn, terwijl er ook geen beter water aan te boren is, omdat op 30 M diepte een oerbank zit, waar men niet door kan boren; in tegenstelling met het water te Heistraat, alwaar men behoorlijk goed drinkwater kan aanboren.
De Hoofdelijke omslag in Capelle is zeer zwaar; men zit voor zware aflossingen van geldleeningen; in 1911 zijn die leeningen afgelost, en krijgt de gemeente de beschikking over een drieduizend gulden ’s jaars meer. Vele nuttige verbeteringen wachten daarop. De Vicinaux liep vroeger met een zijtak van Kaatsheuvel naar Capelle. Men heeft het die tram zóó moeielijk gemaakt, haar tot zooveel uitgaven gedwongen, haar den strijd om het bestaan zoo zwaar gemaakt, dat zij ten slotte den strijd heeft opgegeven. Wel jammer voor Capelle! Het drukke vervoer, dat nu via de Waalwijksche haven plaats heeft, geschiedde vroeger via het Capelsche veer, dat daarvoor veel beter gelegen lag; men heeft echter in Capelle de kip, die de gouden eieren legde, geslacht.
Rapportage 27 April 1912
Den 27 April 1912 kwam ik weer in de gemeente; te voren was ik in Vrijhoeve Capelle geweest; ik maakte den tocht vanuit Den Bosch. Ik verleende audientie aan notaris Middelkoop; hij kwam eenvoudig zijne opwachting maken en bleek zeer onder den indruk van de déconfiture van notaris De Vocht te Waalwijk. Ruim een jaar geleden was hij door De Vocht slecht behandeld; deze was toen deswege door de kamer van toezicht berispt; Middelkoop had gewild, dat hij geschorst was geworden. Jammer, dat zulks toen niet gebeurd is, want dan zouden velen de oogen zijn open gegaan, en zij bewaard zijn gebleven voor de groote schade, welke zij nu beloopen.
Wethouder Middelkoop, een zoon van den notaris, is ziek; met den burgemeester en den wethouder Rijken moest ik dus den tijd vol praten. Wethouder Rijken maakt mij een beteren indruk dan vroeger; hij richtte eene coöperatieve stoomzuivelfabriek op, staande aan de Hooge Vaart, vlak bij Vrijhoeve; dagelijks wordt daar op het moment 6.000 Liter melk verwerkt.
Een landbouwcursus in den afgeloopen winter volgde hij van het begin tot het einde; hij had zulks, om het voorbeeld te geven, en om de andere leerlingen tot volhouden en volharden aan te sporen; hij wist ook gedaan te krijgen, dat tal van leerlingen de gelegenheid kregen, om hetgeen zij geleerd hadden aan de practijk te toetsen.
Het gaat den boeren in Capelle over het algemeen niet goed; zij zijn zeer achterlijk en niet meer op de hoogte van hun bedrijf. Vooral de boeren die in de Heistraat wonen, zijn in de laatste 25 jaren sterk achteruit gegaan; de Heistraat is thans de minst welvarende wijk in de gemeente.
Het zielental van Capelle gaat langzaam achteruit; vooral daardoor is er geen gebrek aan goede arbeiderswoningen; de woninghuur bedraagt ± f. 1,10 per week. Maar de helft van de menschen wonen op hun eigen. De boerenarbeiders verdienen ± f. 8,- in de week; de boerenknechts tot f. 200, maar die zijn haast niet meer te krijgen; meiden zijn er heelemaal niet; die gaan liever dienen in Den Haag of Rotterdam; dan worden ze “dames”.
Naast de schoenfabriek van Vos, met ± 70 arbeiders, is er nog een tweede verrezen van Kerst, met ± 35 arbeiders. De gedwongen winkelnering tiert er helaas zeer welig. De geest van de bevolking is zeer goed; van socialisme merkt men niets meer. Het drinkwater is en blijft slecht; men ziet echter geen kans, om daarin verbetering te brengen; gemeente kan dat niet betalen.
De Capelsche haven wordt door de schipperij veel beter gevonden dan de Waalwijksche; jammer, dat er zoo weinig vertier is. De haven is zeer duur in onderhoud; nog kostbaarder is het onderhoud van den weg naar het veer; met stormweer inundeert de weg, en woelt de bestrating los; men heeft een zwaren steenslag weg aangelegd, en dien met de stoomwals vastgewalst; desniettegenstaande heeft men nog veel moeite, om den weg goed te houden.
Burgemeester Vermeulen heeft zijn mooie villa tegenover het station verkocht; hij woont thans met een getrouwden zoon samen, schuin tegenover zijn vroeger woonhuis.
Rapportage 1 Augustus 1917
Den 1 Augustus 1917 kwam ik weer in Capelle; dienzelfden dag bezocht ik nog Vrijhoeve Capelle en Waspik. Van Vrijhoeve Capelle had ik burgemeester Valter in mijn rijtuig meegenomen naar Capelle; hij vertelde mij toen van zijn wethouder Rijken, dat hij een vrek was voor de gemeente en voor zich zelven. Rijken had voor eenigen tijd eene groote erfenis gekregen; burgemeester had toen gehoopt, dat hij wat minder gierig zou worden; maar het was toen eerder erger geworden. Burgemeester meende, dat Rijken alle vooruitgang van gemeente tegen hield, uit vrees, om middelen te moeten beschikbaar stellen, welke dien vooruitgang zouden kunnen bevorderen.
Wethouder Middelkoop is een zoon van den notaris; hij is candidaat-notaris, en hoopt later zijn vader op te volgen. Volgens Valter is de jonge Middelkoop een verkapte socialist; hij is een trouw lezer van “Het Volk” en maakt daarvoor propaganda. Toen Middelkoop “Het Volk” ter lezing bood aan de jonge secretarie-ambtenaren, heeft Valter daarvoor een stokje gestoken, en verboden, dat “het Volk” op het gemeentehuis kwam. De oude Middelkoop is gewoon liberaal; volgens Valter is hij echter een heftig tegenstander van alle leerstellig geloof. Valter zelf rekent zich tot de uiterste rechterzijde.
De Roomboterfabriek aan de Hooge Vaart verwerkt thans 12.000 L. melk daags; werkt gunstig; uitstekende directeur; leerling van de Zuivelschool te Bolsward; aan bouw en inrichting kostte fabriek sinds oprichting voor ± 8 jaren ± f. 45.000. Industrie floreert. Op het moment is er weer eene groote schoenfabriek in aanbouw voor de Heeren Kerst en Oerlemans. Gedwongen winkelnering is er in de gemeente niet. Er zijn enkele socialisten in de gemeente; georganiseerd zijn ze nog niet. De landbouw blijft achterlijk; voor ontwikkeling hebben de boeren geen belangstelling.
Rapportage 9 Mei 1921
Den 9den Mei 1921 bezocht ik Capelle, Vrijhoeve Capelle en Sprang. Om in den woningnood te voorzien werden 20 woningen gebouwd. Eene aanvrage om Rijkssteun in den bouw van 4 woningen is nog in behandeling. Gemeente zal ook water krijgen van de Waterleiding Mij. Noord-West Brabant; aandeelen en obligaties f. 122.000. In 1922 zou al water geleverd worden. Burgemeester Valter zit in den Raad van Beheer.
Het electriciteitsnet aanbesteed voor f. 70.000. Het had reeds December 1920 gereed moeten zijn. Is nog niet gereed. Aangenomen door Mijnssen en Co te Amsterdam. Volgens de rentabiliteitsrekening moet het bedrijf zich na drie jaar dekken: deficit geraamd op f. 5.000,- f. 3.000,- en f. 1.000,-. Er zijn 200 aansluitingen, waaronder 3 fabrieken en 1 molen. Volgens den burgemeester valt het getal aansluitingen erg mede, en zal men binnen drie jr geld overhouden.
Hoofdelijke omslag f. 24.000 = 6½ %; de invoering van de lager onderwijswet zal bovendien aan gemeente nog al geld kosten. Tegen de vereeniging van Capelle met Vrijhoeve Capelle en Sprang verklaarde zich wethouder Michael; hij gaf geen andere motieven, dan deze, dat het denkbeeld in Capelle niet populair was. Burgemeester Valter is er blijkbaar voor; wethouder Sneep was afwezig. De landbouw gaat nog goed; aan de coöperatieve Roomboterfabriek aan de Hooge Vaart wordt dagelijks 17.000 L. melk verwerkt.
De landbouw cursus wordt goed gevolgd; de boeren uit de Heistraat zijn niet meer zóó achterlijk.
Enkele socialisten in gemeente; de bevolking, vooral de mindere klasse, over het algemeen zeer orthodox. De capaciteit van het Zuider Afwateringskanaal schoot den voorlaatsten winter te kort; langdurige Noord Westen wind was oorzaak, dat het water bij ebbestand te hoog bleef; er werd toen veel nadeel geleden aan bouw- en weilanden. Men meent, dat er noodzakelijk een centrifugaal pomp (evenals aan het Noorder Afwateringskanaal) bij moet komen, om den waterstand te kunnen beheerschen.
Gemeente Loon op Zand
Rapportage 30 Juli 1896
Den 30sten Juli 1896 bezocht ik de gemeente Loon op Zand. Aan het station te Waalwijk liet ik mij met een rijtuig van den rijtuigverhuurder F. van Baal aldaar afhalen. Omstreeks 10 uur kwam ik aan het gemeentehuis te Kaatsheuvel, alwaar ik door den burgemeester met diens beide wethouders ontvangen werd. De wethouder Cools woont te Loon op Zand, de andere (Teurlings) dicht bij het Tweede Zandschestraatje.
Op mijne audientie verschenen de pastoor van Kaatsheuvel en die van St. Joachimmoer (een zoon van den burgemeester van Waspik); verder de rijksontvanger (Van Beringen), en de directeur van het Post- en Telegraafkantoor (Zwang). Bijzondere klachten of wenschen werden niet vernomen. Ik maakte onder vier oogen den secretaris (Anten) een paar opmerkingen over zijne slordige administratie.
De burgemeester – een oud man – schijnt weinig invloed op hem te hebben. Vooral in het gemeenteverslag kwamen opmerkelijke onjuistheden voor, waarop ik hem attent maakte. Het viel mij op, dat de overgordijnen op de secretarie vol gaten en scheuren zaten. Er zijn twee harmoniën te Kaatsheuvel; beiden kwamen eene serenade brengen, terwijl ik audiëntie gaf; de muziek was hinderlijk genoeg.
Kaatsheuvel is een groot arm dorp, vooral bewoond door schoenmakers; voor dezen wordt de strijd om het bestaan hoe langer hoe zwaarder; het gaat hun als de handwevers; zij worden verdrongen door de fabrieken. Van Kaatsheuvel reed ik over Loon op Zand, langs het kasteel van Jhr. Verheijen naar Udenhout. De weg voert door een armoedige streek, veelal heide of slechte mastbosschen. Naar ik vernam werden te Westloon door een Tilburgschen fabrikant een achttal boerderijen afgebroken en de gronden met mast bezet; de boeren waren geheel onmachtig om te betalen; en waren misschien wel 7 tot 8 jaar pacht ten achteren. Zóó moet de algemeene toestand zijn van de boeren onder Loon op Zand.
De administratie van den secretaris, zoowel als die van den ontvanger vertoonde, blijkens het deswege door Klasens uitgebrachte verslag, eenige leemten; schriftelijk vestigde ik hierop later de aandacht van het gemeentebestuur.
Rapportage 5 Oktober 1900
Den 5den October 1900 kwam ik weer in de gemeente. Het bleek mij, dat de burgemeester geheel afgeleefd en versleten is; als ik hem vragen stelde, dan kreeg ik steeds ten antwoord, dat hij het niet wist, ofwel, als er verkeerde toestanden waren, op welke ik hem attent maakte (bijv. het verkeerde en zelfs nietwaardige gedrag van zijne veldwachters) dan verklaarde hij eerst, dat hij niet wist, dat zijne veldwachters niets deden dan in de kroeg zitten, zoo zelfs, dat zij op vaste uren vast naar bepaalde herbergen gingen, zóó geregeld, dat men aan de veldwachters kon weten, hoe laat het was; dat zij vast ’s ochtends om 11.30 eindigden bij “Jan Pap”, waarna zij naar huis gingen, en dan maar tehuis bleven.
De burgemeester beweerde, dat hij niet in de herbergen kwam, en het dus niet wist; waarop ik hem te verstaan gaf, dat hij, als hoofd der politie, het moest weten; dat zulks zijn plicht was. Op mijn vraag waaraan in de gemeente die vreeselijke sterfte moest worden toegeschreven, in 1899 217 overledenen tegen 293 geboorten, verklaarden B. en W. dat hun dat nooit was opgevallen, en dat zij er ook geen reden voor konden aangeven.
In hoeverre de bevolkingsregisters klopten met de resultaten van de volkstelling wist men niet. Volgens B. en W. komen bij de Protestanten bijna uitsluitend gedwongen huwelijken voor, zeker in 7 van de tien gevallen; bij de Roomschen was het eene groote uitzondering. Men schatte de onwettige geboorten op ± 1½%.
Bij de raadsverkiezingen wordt veel gewerkt met drank; op mijne audientie sprak Van der Meyden, de directeur van het postkantoor, daar schande van; hij had successievelijk in vele plaatsen van ons land gediend; maar zoo’n bacchanalenboel, als bij de raadsverkiezing te Kaatsheuvel, had hij nog niet bijgewoond. Toen ik B. en W. later daarnaar vroeg, erkenden zij de waarheid van dat koopen van stemmen voor drank. Op mijn vraag, of de gekozenen dan wel den zuiveringseed konden doen, bleef men het antwoord schuldig; evenzoo op mijn vraag, of het niet mogelijk zou zijn, om bij eene stemming alle herbergen te sluiten.
Notaris Mulié, die mij zijne opwachting kwam maken, deelde mij mede, dat hij zich moeite gaf, om een harden weg te krijgen naar Dongen; dat zou niet alleen voor Kaatsheuvel van belang zijn, maar voor de heele Langstraat, omdat de schoenmakers uit Waalwijk enz. dan gemakkelijk het leer konden bekomen van de leerlooiers uit Dongen; dan zou er vermoedelijk ook een tram langs kunnen komen, terwijl de parochie St. Joachimmoer dan tevens een harden weg kreeg. Toen ik later B. en W. naar deze plannen vroeg, deelden zij mij mede, dat er werkelijk een request bij den Raad was gekomen; dat de Raad die plannen goed gezind was; dat Kaatsheuvel inlichtingen gevraagd had aan Dongen, en dat ook Dongen de zaak genegen bleek; men had dus wel hoop, den harden weg te zullen zien tot stand komen.
Volgens het gemeenteverslag werd in 1835 op last van G.S. een inventaris van de archieven opgemaakt; toen ik vroeg, dien inventaris eens te mogen zien werd mij geantwoord, dat die er niet was, en dat men hem nooit gezien had! Toen ik klaagde over den slechten toestand van den keiweg van Molenhout naar Loon op Zand, werd mij geantwoord, dat die weg juist in orde was gebracht, geheel ten genoege van den provincialen opzichter; er zou juist gedurende drie achtereenvolgende jaren jaarlijks f. 2.500 aan verwerkt zijn.
De waterleidingen moeten wel geschouwd worden, gezamenlijk door B. en W., maar in werkelijkheid gebeurt dat niet. De burgemeester en de wethouder Teurlings schouwen de waterleidingen in Kaatsheuvel; daar worden de leidingen gewoonlijk vrij goed geveegd, en loopt het gewoonlijk nogal zonder proces-verbaal af; met een herschouw is daar de zaak gewoonlijk in orde. In Loon echter worden de leidingen geschouwd door den wethouder Cools; deze weet echter in de heide geen weg, en kent de verschillende perceelen niet uit elkaar; daar komt dus van het heele schouw voeren absoluut niets terecht.
Op mijne audientie verscheen A. van Roessel; hij klaagde over schade door konijnen; de burgemeester en de wethouder Cools hadden met eigen oogen gezien hoeveel konijnen er wel bij hem waren. Bij onderzoek bleek mij later, dat de burgemeester mij daarvan niets gerapporteerd had; ik voldeed toen aan den wensch van v. Roessel.
De arts E.F. Romeling kwam met bittere klachten tegen het bestuur; hij was vroeger gemeentedoctor, maar werd er als zoodanig uitgewerkt, omdat hij Protestant was. Dit was het werk van pastoor De Bont; deze 62-jarige priester, uit Waspik afkomstig, regeerde volgens Dr. Romeling de gemeente. (Eenige dagen na mijn bezoek aan de gemeente overleed pastoor De Bont).
Volgens Dr. Romeling deugde er niets van het heele gemeentebestuur; de burgemeester was oud, zwak en versleten; wethouder Teurlings maakt misbruik van drank en werd deswege in den laatsten tijd zelfs tweemaal bekeurd; wethouder Cools was voortdurend dronken. Agent van politie Meurs, een oud-wachtmeester van de huzaren, is een echte dronkaard; de andere agent, De Rooi, drinkt ook veel te veel; ’s ochtends gaan ze samen van kroeg tot kroeg, en arriveeren om 11.30 bij Jan van Hoven (Jan Pap). Bij stemmingen voor den raad zijn feitelijk de kasteleins baas, en wordt schandelijk misbruik van drank gemaakt.
Van een dergelijk gemeentebestuur is feitelijk alles te wachten; dat had hij ondervonden: in den raad waren twee hoeren, althans zeer slecht bekend staande vrouwen, komen getuigen over feiten, die ze voor zes jaren ten nadeele van Dr. Romeling hadden hooren zeggen; en op zulk een getuigenis had de Raad hem stante pede ontslagen als gemeentedoctor. Daarover beklaagde hij zich bij mij; hij wenschte, dat bedoeld raadsbesluit zou worden gewijzigd, en hem alsnog eervol ontslag werd verleend; hij vroeg, hoe hij daartoe zou kunnen geraken. Ik zeide hem, dat ik daar geen middel op wist; dat er wellicht spoedig een andere burgemeester zou komen, en dat die wellicht den Raad daartoe zou kunnen brengen; want andere dan zedelijke middelen konden in deze niet baten.
Tenslotte gaf ik nog audientie aan het raadslid Van Ghert; hij verdedigt Dr. Romeling, klaagt er over, dat de Raad dien doctor onbillijk behandelde, door hem zoomaar weg te jagen. Verder klaagde hij er over, dat de gemeente jaarlijks eene subsidie van f. 3.000 aan het burgerlijk armbestuur gaf, terwijl men niet wist, wat er met dat geld gebeurde; de Raad kreeg nooit eene rekening of eene begrooting van het armbestuur te zien; voorzitter van het armbestuur was het raadslid Franc. Dalluz, het groote werktuig in handen van Pastoor De Bont. Van B. en W. vernam ik later, dat de Raad werkelijk tot nu toe onkundig bleef van de handelingen van het armbestuur, en de grief van v. Ghert dus juist was.
Mijne audientie had vrij lang geduurd; het was middelerwijl donker geworden; licht kon men in de Raadszaal niet verschaffen; er waren blijkbaar geen lampen. Ik kon met B. en W. dientengevolge het gemeenteverslag niet verder behandelen. Met B. en W. nogmaals over de groote sterfte sprekende, in 1899 twintig levenloos aangegevenen en 215 dooden, vernam ik, dat er van die 215 dooden 84 kinderen beneden het jaar waren; een andere reden dan armoede, en zwakte der ouders – schoenmakers – wist men niet aan te geven. Men noemde het schoenmakersbedrijf een ongezond ambacht.
Rapportage 26 Mei 1904
Den 26 Mei 1904 kwam ik, na te Baardwijk en te Besoyen te zijn geweest, weer in de gemeente Loon op Zand. Volgens B. en W. gaat de moraliteit van de bevolking achteruit, en zijn er jaarlijks o.a. 30% gedwongen huwelijken. De bevolking is niet in een bond vereenigd, maar velen zijn, zonder het te weten, socialist in hun hart. Tijdens de spoorwegstaking in 1903 waren er meermalen socialistische lezingen in het naburige Protestantsche Sprang in het lokaal bij Hofman; in Kaatsheuvel – dat Roomsch is – durfden de sprekers niet te komen. De socialistische sprekers, Roosje, Vos, Troelstra werden dan aan het station te Waalwijk afgehaald door den onderwijzer de Bye uit Kaatsheuvel. Ook het verdere onderwijzend personeel deugt niet; B. en W. klagen daar bitter over.
Bij raadsverkiezingen spant het dikwijls nog erg. In 1903 werd het raadslid Van Ghert, verdacht van verkeerde liefhebberijen, uitgeworpen; dat ging niet zonder zwaren strijd, omdat de openbare onderwijzers sterk voor Van Ghert ijverden. Men hoopt toestemming van Gedep. Stat. te krijgen op een raadsbesluit, waarbij – om een brigade marechaussee te krijgen – voor het Rijk kosteloos eene marechausseekazerne wordt gebouwd.
Gemeente nam voor f. 4.000 eene acetyleengasfabriek over, welke aan den faillieten eigenaar, dominee Kaptein, f.28.000 had gekost. Kaptein was aanvankelijk de geldschieter van Bruynis, die achtereenvolgens eene acetyleengasfabriek oprichtte te Besoyen en te Kaatsheuvel, en concessionaris werd voor den aanleg eener telefoon te Roosendaal en te Assen; toen Kaptein door Bruynis bedrogen werd, verwijderde hij deze uit de zaken, maar ging toen kort daarna zelf failliet.
Ook nu weer konden B. en W. mij den inventaris van het archief dd 1835 niet vertoonen. Ik heb den Heeren opgedragen, deswege nog een opzettelijk onderzoek in te stellen, en mij dan te berichten. In 1856 kocht de gemeente den tiend voor f. 92.000; de deswege gesloten leening is nog niet geheel afgelost. De tiend brengt jaarlijks van f. 4.000 tot f. 4.500 op. B. en W. sterk aangeraden, om het onderhoud der waterleidingen ten laste van de gemeente te brengen; de Heeren hadden daar wel ooren naar.
Quaestie Dr. Romeling is nu geheel uit, sinds dat deze de gemeente verlaten heeft. Er zijn thans twee doctoren, nl. Dr. De Bolk en Dr. Ruding; de eerste werd er door pastoor De Bont ingehaald, om Romeling eruit te werken; de menschen werden gedwongen om naar De Bolk te gaan. Nu Dr. Ruding in de gemeente is, neemt de praktijk van De Bolk sterk af. De Bolk is gemeentedoctor op een salaris van f. 1.400, maar moet op zijn kosten in de verloskundige hulp voorzien door aanstelling van eene vroedvrouw van f. 600.
Broodsgebrek wordt in de gemeente niet geleden. Een parochiaal armbestuur is er niet; Elisabethsvereeniging en Vincentius doen zeer veel; zonder deze twee was toestand in gemeente onhoudbaar. Het algemeen armbestuur heeft bijna geen eigen inkomsten; van de gemeente krijgt het eene subsidie van f. 3.500.
De tentoonstelling 1903 te Waalwijk leverde groot voordeel op voor de schoenenindustrie; de schoenfabrikanten zijn niet in staat alle orders uit te voeren. Het handwerk is zoo goed als gedaan; in de laatste jaren werden door de voornaamste schoenfabrikanten – Van Boxtel, Van Dortmund, Van Beurden, Zacht, en Van den Hoven - hunne inrichtingen omgebouwd in stoomschoenfabrieken. Sommigen hebben nog een enkelen tehuis werken; de meesten echter niet. Er wordt bitter geklaagd over de gedwongen winkelnering.
Rapportage van 1 Mei 1908
Den 1 Mei 1908 kwam ik weer in Loon op Zand. De inventaris van het oud archief is nog zoek en zal wel niet meer terug gevonden worden. Er wordt bij raadsverkiezingen nog sterk met drank gewerkt; de wethouder Verster wilde daaraan niet meedoen, en kwam slechts met groote moeite in den Raad. B. en W. zullen nu aan den Raad voorstellen, om de herbergen tijdens verkiezingen te sluiten.
De weg Dongen-Moer-Loon-Udenhout kost veel aan onderhoud; veel stuifzand en daardoor veel verzakkingen. Onder Loon op Zand beplant (winter 1907/08) met 600 iepen en 600 beuken; dat zal – naar men hoopt – het verstuiven wat tegengaan. Waterleidingen worden thans door gemeente geveegd; dat kost f. 300 per jaar; ze zijn nu goed in orde.
Veldwachters maken thans geen misbruik meer van drank; de ergste – Van Meurs – is dood; niet vervangen, omdat er marechaussee gekomen zijn; de andere veldwachter gedraagt zich thans uitstekend.
De menschen gaan ’s Zondags nog naar de Mis, en houden ook nog Paschen. Gedwongen huwelijken komen bij de Katholieken weinig voor; bij de Protestanten is het vrijwel regel, o.a. het raadslid Rijken, zoowel bij diens eerste als bij diens tweede huwelijk; evenzoo de zuster van den bekenden (den rijken) Pieter Vemeulen.
Dr. De Bolk nog gemeentegeneesheer voor f. 1.400; betaalt eene vroedvrouw te Kaatsheuvel van f. 600. Dr. Ruding heeft minder te doen. Gemeentevroedvrouw te Loon op Zand voor f. 400. Kindersterfte neemt sterk af, maar is toch nog veel te groot, vooral door onvoldoende zorg der moeders; de geestelijkheid tracht daartegen te waken.
Dr. Romeling, thans geneesheer te IJmuiden, schijnt toch niet zuiver te zijn geweest; hij is gescheiden van zijn vrouw, en hertrouwd met eene verpleegster, die reeds in Kaatsheuvel een pr jaren lang bij hem aan huis was, en die zoowel overdag als ’s nachts veel met hem uitreed. Daarom was de geestelijkheid zoo tegen hem.
Socialisme schijnt gedaan; onderwijzer De Bie is naar Indie gegaan. De handwerkschoenmakers gaan langzamerhand naar de nieuw opgerichte schoenfabrieken; er zullen ± 40% van het totaal getal thans op de fabrieken werken; ze worden daar ongelijk veel beter betaald; verdienen ± f. 9 per week. Gedwongen winkelnering vermindert sterk; de groote fabrikanten hebben den winkel gesloten; kleinere werkgevers hebben nog een winkel, maar kunnen geen groot misbruik meer maken, omdat de arbeidersbonden en -vereenigingen thans den toestand vrijwel beheerschen. Het is op het oogenblik geen goeden tijd voor de schoenindustrie: de zolders en pakhuizen zitten vol en er is geen vraag.
Met B. en W. de acetyleengasfabriek gaan kijken; het is eene kleine installatie die goed schijnt te voldoen. In 1907 hield de gemeente er f. 800 aan over + de straatverlichting, waarvan de kosten op f. 1.000 geschat werden.
Rapportage 26 April 1912
Den 26 April 1912 kwam ik weer in Loon op Zand. Tevoren was ik in Waalwijk geweest en in Sprang, terwijl ik den tocht maakte vanuit ’s Hertogenbosch. Er wordt in Loon veel armoede geleden, maar toch niet meer zoo erg als vroeger; de loonen zijn gestegen; een tehuiswerker verdient thans ± f. 8,50, eene fabriekswerker f. 10,-. Er zullen thans 500 tehuiswerkers zijn en 800 fabriekswerkers. Het onpartijdige rapport Staalman heeft veel bijgedragen tot bestrijding van de gedwongen winkelnering; deze is thans niet meer zoo drukkend als vroeger, maar bestaat toch nog altijd.
De woningen zijn ellendig; voor korten tijd werd de Kaatsheuvelsche bouwvereeniging opgericht, met de bedoeling een dertigtal arbeiderswoningen te bouwen; voorzitter de burgemeester. De fabrieken werken druk; er worden steeds meer schoenfabrieken opgericht; toch is de toestand zeer ongezond, want geen van die fabrikanten heeft eenig kapitaal; zij huren van Duitsche huizen de benoodigde machines en betalen daarvoor naar gelang van het aantal paar schoenen, dat de machines afleveren; één fabriek betaalde in 1911 voor de machines f. 2.502,12 aan huur. Bij eenigszins langdurige tegenslag of malaise in het vak moeten die fabrieken wel vallen.
Het spant nog erg bij Raadsverkiezingen: Kaatsheuvel tegen Loon op Zand; of wel de boeren tegen de burgers; drank speelt echter geen rol meer; tijdens de verkiezing zijn de kroegen gesloten.
Steenkolengasfabriek is bijna klaar; het is erg jammer, dat daarbij zoo gedreven is omtrent de plaats waar die moest komen; Van Mierlo, directeur gasfabriek Tilburg en adviseur van Loon op Zand had zich nog op dezen eigen dag uitgelaten, dat het zoo jammer was, dat fabriek niet gebouwd was volgens de oorspronkelijke plannen, aan de tramhalte op den provincialen weg tusschen Kaatsheuvel en Loon op Zand; daar was de aangewezen plaats, daar had zij moeten staan.
Er wordt bij dergelijke zaken sterk gedreven, door de Heeren van de societeit, nl. de beide doctoren, eenige groote fabrikanten enz. Men is wel niet der zake kundig, maar men praat en agiteert en maakt stemming, veelal tegen de voorstellen van B. en W. in.
Rapportage 31 Juli 1917
Den 31 Juli 1917 kwam ik weer in de gemeente; later bezocht ik nog Sprang en Waalwijk. Het gaat algemeen goed in de gemeente; fabrikanten maken goede zaken; het werkvolk verdient hooge loonen. Geen gedwongen winkelnering. Bij raadsverkiezingen geen heftige strijd.
Twee arbeiders zijn lid van den Raad; zijn als zoodanig niet lastig; vooral Roestenberg (propagandist) wordt door burgemeester zeer geprezen; geeft zich veel moeite en is geen drijver. Groot gebrek aan arbeiderswoningen; door bouwvereeniging werden er 10 gebouwd in Loon; huur f. 1,75; en 20 in Kaatsheuvel, huur f. 2,25. Men verlangt zeer naar elektriciteit. Gasfabriek gaat goed; gaf, na ruime afschrijving, in 1916 een winst van f. 5.000. Men zou zeer gaarne zien, dat bij de aanhangige locaalspoorwegplannen er een lijntje gebouwd werd Dongen-Kaatsheuvel-Sprang-Waalwijk.
Rapportage 4 Mei 1921
Den 4den Mei 1921 kwam ik weer in Loon op Zand en in Waalwijk. De woningnood is hier groot geweest, maar is thans vrijwel overwonnen; de gemeente bouwde 120 arbeiderswoningen in Kaatsheuvel, 54 in Loon en 10 in Berkdijk, terwijl thans nog 7 aanvragen om Rijkssubsidie in de kosten van den bouw van middenstandswoningen loopende zijn.
De finantiën van de gemeente zijn zorgwekkend; verleden jaar f. 90.000 hoofd. omslag, = 5%; dit jaar f. 120.000 = 8%! Bovendien zal de invoering van de nieuwe onderwijswet aan de gemeente 3 ton voor schoolbouw kosten. Straten en trottoirs zijn vrij goed in orde; de rioleering eveneens; het rioolwater gaat naar de Dreef; om dat water daar te mogen afvoeren, betaalt gemeente jaarlijks f. 100 aan ’s Gravenmoer.
Het marktwezen is niet van beteekenis. De gasfabriek gaat vrij goed; netto winst f. 9.000 in 1920. Sinds 1914 heeft Loon electrisch licht; sinds enkele maanden Kaatsheuvel. Gemeente sloot aan bij de waterleiding West Brabant; men verwacht, dat zulks aan de gemeente niets zal kosten. Voor de locaalspoorwegplannen loopt men niet warm; aan eene verbinding met Dongen heeft men niets. De tramverbinding met Waalwijk is voor de behoefte zeer voldoende.
De patriarchale verhouding tusschen patroon en werkman is weg. Maar toch laten de verhoudingen niet te wenschen over. Bij quaesties van loonregeling is er wrijving, maar dan gaat het organisatie tegen organisatie, nooit individu tegen individu. De industrieelen hebben vrij veel geld verdiend en werden daardoor kapitaalkrachtig; dat het hen goed ging was louter eene quaestie van geluk. De fabrikanten hebben geen kennis van zaken; zij kunnen zelfs niet boekhouden, zoo dat de meesten niet weten hoe hunne zaken staan.
Als de fabrikantenzoon de lagere school heeft afgeloopen gaat hij gewoonlijk naar het Klein Seminarie, in de hoop, dat er een priester uit zal groeien; verreweg de meesten komen weer terug; dan komen ze bij vader – die zelf niet op de hoogte is – in de zaak; loopen veel rond; hebben veel praats; drinken veel potten bier; en volgen vader later in de zaak op.
Van de uitstekende gelegenheid, om het schoenmakers- of het looiersbedrijf op de vakschool te Waalwijk á fond te leeren, wordt door de fabrikanten geen gebruik gemaakt. De betere arbeiders trachten zich wél in hun vak te bekwamen; 20 hunner volgen den avondcursus aan gezegde vakschool.
De huisindustrie was heelemaal gedaan; op het moment hebben van de betere arbeiders zich minstens een vijftigtal als kleine baas gevestigd; vooral de elektriciteit is voor hen een grooten steun, omdat ze met een klein motortje kunnen werken. Die klein-industrie is met matige winst tevreden. Zij werkt daardoor als het ware prijsregelend, en voorkomt, dat de groot-industrie onmatige winsten maakt.
In Kaatsheuvel werd een kerk gebouwd van f. 225.000. Daarmede was het geld op; fondsen voor een patronaatsgebouw bijv. zijn er niet. In de kerk is een Broederschap van de H. Familie. Voor de ouderen wordt dus wel wat gedaan; voor de jongeren echter niets. Het is bedroevend, zoo onwetend als de jongeren zijn; vanaf de catechismus bemoeit zich niemand met hen. Vanaf de lagere school gaan de kinderen direct naar de fabriek. Als de meisjes trouwen kennen ze niets: ze kunnen niet koken, wasschen, naaien, stoppen. In de werkmansgezinnen leeft men vooral van brood en pap; de kleeren worden buitenshuis door een naaister versteld.
Er is groote behoefte aan een huishoudschool, maar men ziet geen kans, er eene op te richten. Er zijn zusters, maar die hebben “slot” en kunnen zich er niet mede bemoeien. Er zijn nog bijna geen socialisten; maar wanneer de socialisten in Kaatsheuvel eene ernstige propaganda beginnen, zal hun succes zeer groot zijn; de menschen zijn verbazend onwetend, en hebben geen tegenwicht tegen de socialistische leer. De geestelijkheid raast vanaf de preekstoel, maar bemoeit zich verder heel niet met de menschen. In den laatsten tijd werd eene socialistische afdeeling opgericht in Waalwijk-Besoyen, met op het moment ± 100 leden.
Van de 13 raadsleden zijn er 7 arbeider; wethouder Roestenberg – een gematigd man – is vrijgestelde.
Rapportage 14 Juni 1924
Den 14 Juni 1924 kwam ik weer in Loon op Zand. Woningnood bestaat er niet meer. Met Rijkspremie werden er een pr middenstandswoningen gebouwd. Bij de laatste Raadsverkiezing werden 6 nieuwe Raadsleden gekozen; er zitten thans 5 arbeiders in den Raad. De beide wethouders werden uitgeworpen. Loon op Zand heeft thans geen wethouder meer. Van de twee nieuwe wethouders zweeg De Wijs meestentijds; de andere – Van Beurden – voerde een hoogen toon; hij kon mij maar matig bevallen.
Partijschappen zijn er niet; als er in de industrie moeielijkheden voorkomen, dan worden die door de besturen van de organisaties behandeld; het wordt nooit een strijd van persoon tegen persoon. Behalve een enkele onder de Protestanten aan den Loonschen Dijk zijn er geen socialisten in de gemeente.
Het werkelijk inkomen van de ingezetenen bedroeg in 1922 f. 3.259.230; belastbaar was f. 1.972.030. Toch zijn de finanties van de gemeente niet slecht, als de industrie maar redelijk marcheert. De rechterlijke uitspraak in zake de navordering inkomstenbelasting laat nog steeds op zich wachten. Hoewel de gemeente bij de Rechtbank in het ongelijk werd gesteld, heeft men alle hoop op een gunstigen afloop van het proces.
Het nieuwe Raadhuis is thans in gebruik gesteld; het ziet er heel goed uit, hoewel er voor geen cent luxe in verwerkt is. In de brandvrije archiefkamer is het archief goed geordend opgesteld door v.d. Hammen uit Besoyen; hij moet het nog beschrijven, waaraan hij vermoedelijk spoedig zal beginnen. Mooi oud archief is er niet; dat is in handen van de familie Verheyen, en ligt ongeordend in kisten en kasten op den zolder van het kasteel te Loon op Zand.
Het Electriciteitsbedrijf dekt zich; over 1923 gaf Kaatsheuvel een winst van f. 1.298. Loon op Zand een verlies van f. 209. De gasfabriek gaf een winst van f. 5.880. Men hoopt dat de Waterleiding Mij. West Brabant in het najaar water zal leveren; de prise d’eau te Oosterhout is nog niet geheel gereed. Wanneer die in werking is, dan kan de brandweer behoorlijk georganiseerd worden.
Het Klein Seminarie voor de vocations tardives van de Hollandsche Paters te Grave trekt sterk; er zijn wel 100 leerlingen; kostgeld f. 150. Er worden blijkbaar groote giften gedaan, want het seminarie wordt voortdurend sterk uitgebouwd.
De industrie gaat weer goed; de werkeloosheid is gelukkig gedaan; in 1923 bleef deswege ten koste van de gemeente een bedrag van f. 41.779, na aftrek van alle subsidies van de Regeering. Er zijn 84 kleine baasjes schoenmaker; de meesten hunner, zeker 90%, zijn gedoemd op den duur als zoodanig te verdwijnen. Er is thans een patronaatsgebouw in aanbouw; gelukkig, het was er zeer hard noodig. Voor de jeugd werd tot nu toe veel te weinig gedaan. Ook aan eene huishoudschool is groote behoefte; daarvoor is helaas geen geld te vinden.
Gemeente Sprang
Rapportage 5 Augustus 1896
Den vijfden Augustus 1896 bezocht ik de gemeente Sprang. Te omstreeks half vijf van Vrijhoeve Capelle vertrokken, kwam ik om ± 5 uur aan het Raadhuis te Sprang. Daar vond ik alle schoolkinderen (misschien wel 200) geschaard; met luide hoera’s werd ik begroet door groot en door klein. De kinderen waren in hunne Zondagsche kleeren en hadden bouquetjes van goudsbloemen en dergelijken.
Van boven van het balcon van het Raadhuis luisterde ik naar de verschillende liederen, welke de kinderen ten gehoore brachten. Na afloop van het kindergezang kwam er een liedertafel eene aubade brengen; en vervolgens nog eene liedertafel van doleerenden, zooals men mij zeide. De laatste was de beste; zij bestond uit kinderen en jonge menschen (zoowel mannen als vrouwen), allen getooid met oranje-strikken.
Ik liet het hoofd der school (afzonderlijk) en de presidenten van de twee liedertafels (gezamenlijk) binnen komen, om hen te bedanken voor de moeite, welke zij zich gegeven hadden. Daarna zat ik wat te praten met den burgemeester en diens wethouders; de wethouder Verhoeven was geen ongeschikte boer; hij deelde mij mede, hoe het boerenbedrijf in Sprang werd gedreven: in het najaar op de Hollandsche markten beesten koopen; deze aanhouden tot het oogenblik dat ze moeten kalven en die dan verkoopen aan Frankrijk of België. Konden zij er geen kalf in krijgen, dan werd het beest vetgemest.
Nu de handel met België en Frankrijk niet meer zoo vlot gaat als vroeger, beginnen de meeste boeren zelve hun vee te fokken. Een redelijke boer te Sprang heeft ’s winters ± 20 stuks vee op stal; voor zijn werk heeft hij niet meer dan één paard noodig; gewoonlijk heeft hij er twee of drie, en handelt hij daarmede.
De burgemeester is sinds 1870 burgemeester van Sprang en van Vrijhoeve Capelle. Hij kwam destijds vreemd in Noord-Brabant, doordat hij vroeger burgemeester was van St. Philipsland in Zeeland. Hij schijnt in Sprang goed op zijn plaats. Na op het raadhuis een croquetje met een glas rijnwijn (eene vriendelijke attentie van den burgemeester) gebruikt te hebben, verliet ik onder luide hoera’s de gemeente Sprang.
Van enkele opmerkingen – vooral in verband met de bevolkingsregisters – werd door den secretaris goede nota genomen; de administratie van den ontvanger, zoowel als die van den secretaris, was niet van dien aard, dat ik deswege een schrijven tot het gemeentebestuur behoefde te richten.
Rapportage 5 Oktober 1900
Den 5 October 1900 kwam ik weder in de gemeente; ik werd er ontvangen door dezelfde wethouders als in 1896, en door burgemeester Meyer, die sinds enkele maanden de opvolger is van zijn uitstekende voorganger, wijlen den Heer Van Dijck. Volgens B. en W. moet de oorzaak, dat de gemeente in zielental achteruit gaat, gezocht worden in de omstandigheid, dat er nogal schoenmakers zich verplaatsten, deels naar Waalwijk, maar vooral naar Den Bosch, naar de fabriek van v.d. Bergh. Het zijn meestal de beste werklui, die weg gaan.
In 1899 werden tien huwelijken gesloten; meestal schoenmakersknechts. Gedwongen huwelijken komen bijna niet voor; niet meer dan een op de tien. Bij de periodieke raadsverkiezing in 1899 moest er gestemd worden; de oppositie tegen het gemeentebestuur gaat vooral uit van den te Sprang wonenden secretaris van Vrijhoeve Cappel, Kien, en van den onderwijzer met hoofdakte Ebels. Deze laatste is volgens B. en W. een halve socialist, van wien burgemeester Van Dijck vroeger veel last had. Hij heeft f. 675 tractement, heeft f. 100 van de normaalschool, en verdient nog wat met privaatlessen. Hij wil hooger tractement van de gemeente hebben; de raad wil daarin niet treden.
De oppositiecandidaten werden geslagen; bij de stemming werd er niet met drank gewerkt. Sprang sukkelt op het oogenblik met zijn onderwijzers; twee hulponderwijzers, Hello en Achterberg, vielen in de loting en vervullen thans hun dienstplicht; de onderwijzers, die tijdelijk hunnen plaatsen innamen, bleven slechts tot ze ergens anders eene vaste aanstelling kregen; daardoor was er voortdurend mutatie in het onderwijzend personeel.
Er werd in 1899 eene nieuwe begraafplaats aangelegd; men kan zich volgens de verordening eene grafruimte huren voor den tijd van tien jaren; wil men die grafruimte langer hebben, dan moet men telkens na tien jaren, weer huren. Men klaagt over den Rijksarchivaris, die in 1896 het oud archief begon te regelen, en die regeling nog niet ten einde bracht. Er is een oude kerk met toren in de gemeente; een groot stuk is uit dien toren uitgevallen; het gat is met planken dicht gespijkerd. Wanneer dat gebeurd is, is niet bekend; vermoedelijk reeds tijdens het bouwen, of kort daarna. Uit oude gemeenterekeningen blijkt, dat in 1630 de schoolmeester kinderen betaalde voor het wegruimen van puin bij de kerk.
De waterleidingen worden geschouwd door de polderbesturen; B. en W. hebben daarmede heelemaal niets te maken. In Sprang is geen rijkdom en ook geen armoede. Wethouder Verhoeven was 13 jaar armmeester; hij had die betrekking steeds gaarne bekleed, en het had hem werkelijk eenigen tijd geleden veel gekost, om die functie aan een ander over te dragen. De armen zijn tevreden, en klagen slechts zeer zelden. Armendoctor is dr v. Gils uit Waalwijk; gemeente betaalt hem vaccinatie en doodschouw; kerkelijk armbestuur betaalt de geneeskundige armenverzorging. Voor de verloskundige hulp is eene vroedvrouw; betaald door gemeente en burgerlijk armbestuur. Zij heeft niet veel te doen; de menschen gaan liever naar den doctor.
De hoofdelijke omslag bedraagt 1½ %; de aanslagen worden geregeld naar het werkelijk inkomen. Volgens B. en W. erkent het gros der ingezetenen dankbaar, wat het bestuur der gemeente in het belang van Sprang verricht; dat gros betaalt dan ook gaarne zijn aandeel in de gemeentelasten. Ik vernam nog van B. en W. dat de veldwachter, over wien men tevreden was, jaarlijks ± f. 25 beurde aan fooien bij begrafenis en huwelijk; B. en W. beweerden, - toen ik daarop aanmerkingen maakte - dat zulks in de naburige gemeenten nog veel erger was.
Rapportage 27 Mei 1904
Den 27 Mei 1904 kwam ik weer in Sprang. Vanuit Waalwijk bezocht ik dienzelfden dag nog Heesbeen en Capelle. Omdat ik tevoren in Kaatsheuvel had gehoord, dat Sprang een broeinest was van socialisten, deed ik daarnaar een onderzoek. B. en W. deelden mij mede, dat Roosje Vos tijdens de werkstaking 1903 in Sprang kwam lezen in de zaal van den socialist bierhuishouder Hofman. Zij werd begeleid door De Bije, een onderwijzer uit Kaatsheuvel. Zij kwam slechts éénmaal, en had weinig succes. Er waren ± 50 menschen, van wie ± 20 uit Sprang. Eenige maanden later kwam Oudegeest lezen, ook weer bij Hofman; de arbeiders langs het spoor wilden niet van hem weten. Oudegeest las later bij Pruissen, herbergier nabij het station te Waspik; ook daar had hij niet veel succes.
Onder de openbare onderwijzers vindt men de voornaamste propagandisten voor het socialisme; als zoodanig werden mij genoemd: De Bye te Kaatsheuvel, Ebels te Sprang, Van Doren en Neutenboom te Capelle. Verhagen, de tegenwoordige burgemeester van Woudrichem, eertijds onderwijzer, was geboortig van Capelle-Heistraat; in den tijd van de tiendtroebelen in de Langstraat kwam hij ijverig propaganda maken voor het weigeren van de tiend o.a. te Sprang.
Dominee Brummelkamp, een afgescheiden dominee uit Capelle hield eene openbare lezing met gelegenheid tot debat in het einde van 1903 te Capelle. Een bekend socialist uit Tilburg Willems, winkelier in sigaren, in de Koestraat te Tilburg, verspreider van socialistische geschriften (hij wordt beschreven als iemand met een rooden baard) kwam ter vergadering, geëscorteerd door De Bye, Ebels en Neutenboom; hij trad in debat met den dominee, en maakte een zeer pover figuur.
Onderwijzer Ebels verlaat met 1 Juli de gemeente; hij is benoemd tot hoofd der school te Schellinghout bij Hoorn. Met zijn vertrek zal het socialisme wel veel minder worden; zijn vriend, Kien, de secretaris van Vrijhoeve, is wel even beroerd, maar minder goed ter taal; hij zal zich nu wel wat meer rustig houden. Ebels liep met het boekje: Dominee Pastoor en Rabbie rond, en gaf het ter lezing aan wien het wenschte; zoo kreeg wethouder Mayers het van hem ter lezing. Volgens B. en W. is de bevolking over het algemeen niet socialistisch gestemd, en neemt de socialistische beweging eer af dan toe.
Gemeente heeft geen eigendommen dat naam heeft; heeft die ook nooit gehad. B. en W. roepen nogmaals mijne bemiddeling in, om steun te verkrijgen bij de herstelling van den ouden toren. Men is zeer tevreden over den armendoctor v. Gils uit Waalwijk; door armbesturen per visite betaald.
De vorige veldwachter is gelukkig met zijn gezin naar ’s Gravenzande teruggegaan. De nieuwe titularis doet goed zijn best. Aanvankelijk was er veel schoolverzuim; ettelijke vervolgingen. Nu gaat het wat beter. Van herhalingsonderwijs wordt haast geen gebruik gemaakt; door meisjes heelemaal niet meer. Armoede wordt in Sprang niet geleden; de diaconie heeft jaarlijks over ± f. 1.600 te beschikken; het algemeen armbestuur over f. 1.400.
Veel menschen gaan buiten de gemeente werken; er gaan zeker 100 mannen naar Waalwijk. De jonge meisjes zijn als dienstboden zeer gezocht, omdat ze eerlijk zijn en helder; ze dienen vooral veel bij Israelieten, te Eindhoven, te Waalwijk, te ’s Bosch enz. Jonge meisjes, die den leeftijd hebben om als dienstbode te gaan dienen, blijven niet in Sprang. Dat is zóó sterk, dat op eene bevolking van 1.915 zielen, 1.021 mannen voorkomen en 894 vrouwen!
Rapportage 15 April 1908
Den 15 April 1908 kwam ik weer in Sprang. Van het socialisme hoort men niets meer. Het huis van Hofman is afgebrand; Hofman is thans een gewoon schoenmaker, zonder vergunning, zonder verlof, zonder vergaderzaal. Socialistische sprekers komen niet meer over; vergaderingen van socialisten hebben niet meer plaats; het zaakje is heelemaal verloopen; de geest van het volk was er niet naar; er zijn thans geen 5 socialisten meer in de gemeente. Kien, de vroegere secretaris van Vrijhoeve Capelle, de vriend van Ebels, is dood. Hij is verdronken gevonden in de Labbegatsche Haven, daags nadat hij zijn ontslag had gekregen als secretaris van Vrijhoeve Capelle.
Ik zou gaarne den toren hersteld zien. B. en W. geraden, de helft van de f. 6.300 voor gemeenterekening te nemen, mits het Rijk eventueele verdere kosten van restauratie betaalt, zonder de gemeente verder lastig te vallen. Wanneer gemeente dan eene leening sluit op korten termijn, aflossing bijv. in 10 jr, dan zou vermoedelijk de buitengewone Rijksbijdrage in de gewone onderwijskosten wat verhoogd kunnen worden.
Sprang heeft 2.680 M. grintweg te onderhouden; maakte daarvan in de laatste jaren een steenslagweg; met jaarlijks elf wagons (ieder ± 5 wagons) steenslag is die weg prachtig te onderhouden.
Rapportage 26 April 1912
Den 26 April [1912] kwam ik weer in Sprang; tevoren was ik in Waalwijk geweest; later ging ik nog naar Kaatsheuvel; ik maakte den tocht vanuit Den Bosch. Schoenmakerij heeft in Sprang niets meer om het lijf; de menschen gaan naar Waalwijk of naar Kaatsheuvel; slechts 56 menschen = schoenmakers werken in Sprang. Gedwongen winkelnering bestaat niet meer. De geest van de menschen is goed; socialisten zijn er niet meer. De menschen vinden vooral hun bestaan in den landbouw; de groote boerderijen verdwijnen gaandeweg; er worden vele kleine bedrijven van gemaakt.
De arme menschen wonen meestal gehuurd; goede woningen met een tuintje tegen f. 1 per week. Sprang gaat in zielental achteruit; de meisjes gaan veel buiten de gemeente dienen, trouwen en keeren nooit terug. Kapitaal of welgestelden zijn er bijna niet; zonder buitengewoon Rijkssubsidie ad f. 1.100 in onderwijskosten zou men onmogelijk kunnen rondkomen. Gemeente heeft haast geen eigen gronden; vóór jaren stonden alle inwoners het jachtrecht op hunnen gronden aan gemeente af; dat recht wordt nog door gemeente verhuurd; voor f. 8! Het is de vraag, of die afstand nog wel geldt; het is al zoo lang geleden, dat alle onderteekenaars al lang dood zijn, en hunne boerderijen vererfd en verdeeld.
Kaatsheuvel kreeg concessie om gemeente te verlichten vanuit gemeentelijke gasfabriek; maakte van dat recht tot nu toe geen gebruik. De toren is thans geheel hersteld, met subsidie van Rijk en Provincie; men is erg tevreden en dankbaar, dat men dat groote werk tot een goed einde bracht. Het ziet er zeer goed uit.
Rapportage 31 Juli 1917
Den 31 Juli 1917 kwam ik weer in Sprang; dienzelfden dag bezocht ik Loon op Zand en Waalwijk. Het gaat goed in de gemeente; de bevolking neemt vrij sterk toe in zielental; woningnood is er gelukkig nog niet, maar alles zit vol. Mijn best gedaan om tractement van den veldwachter (f. 425 + vrije woning) wat verhoogd te krijgen; een der wethouders viel mij bij.
Men krijgt voor straatverlichting (31 lantaarns) gas uit Waalwijk. De oude school reeds in 1913 afgekeurd; nog niet verbouwd! Gedwongen winkelnering komt heel niet meer voor.
Wel 300 menschen werken buiten de gemeente, vooral in Tilburg, Berkel, Waalwijk, Kaatsheuvel, Vrijhoeve en Capelle. Gemiddeld zal wel f. 12 in de week verdiend worden. De menschen voelen niets voor ontwikkeling, voor herhalings- voor landbouwonderwijs; ze komen dan ook niet vooruit. De landbouwers hebben meestal kleine bedrijven; ze wonen slechts in naam op hun eigen; ook in de laatste gunstige landbouwjaren losten ze haast geen schuld af.
Rapportage 9 Mei 1921
Den 9den Mei 1921 bezocht ik Capelle, Vrijhoeve Capelle en Sprang. Ik vond hier nog den wethouder Verhoeven, sinds 30 jr wethouder, 38 jr Raadslid. Eenvoudige boer met een goed verstand; een van zijn zoons is al elf jr ingenieur; een andere zoon studeert op het moment te Wageningen.
Ook hier moest in den woningnood voorzien worden; er werden 8 woningen gebouwd, terwijl eene aanvrage om Rijkssubsidie in den bouw van eene woning nog loopende is. Gemeente sluit aan bij de Waterleiding Noord West-Brabant. Gemeente zal geen elektriciteit nemen; is gehouden door eene gasconcessie aan de gasfabriek te Kaatsheuvel.
Er wordt f. 15.500 hoofd. omslag geheven, benevens een navordering, van hen die te laag op het primitief kohier waren aangeslagen. Die navordering bracht nogal wat op, doordat er een schoenfabrikant was, v.d. Hoeven, die bleek zeer ruime winsten gemaakt te hebben.
Het levensmiddelenbedrijf kostte f. 9.000,-; dat bedrag wordt in 5 jr afbetaald. De kosten van de invoering der nieuwe lager-onderwijs wet zullen vermoedelijk nog wel meevallen. Daar staat nog eene oude openbare school ledig; een pr lokalen zullen ten gebruik worde afgestaan aan de Christelijk Historischen.
Gemeente heeft 2.680 M. steenslagweg te onderhouden; tijdens den oorlog kon men niet voldoende steenslag krijgen. Thans kocht men 50 wagons tegen f. 80 de wagon; daar komt f. 12 bij voor kosten van vervoer van station Waalwijk naar den weg. In normale tijden zijn jaarlijks 10 tot 12 wagons noodig, om den weg in goeden staat te houden.
Er is ééne brandspuit; het personeel wordt niet betaald; de menschen zijn zeer werkwillig. Landbouw en veeteelt gaan vrij goed; men heeft weer het zelfde aantal stuks vee als vroeger; in 1919 wel mond- en klauwzeer; in 1920 niet. Er is niet zoozeer veeteelt, als wel veehandel; de boeren handelen druk op de markt te Rotterdam.
Voor landbouwcursus gegeven door hoofd der school te Heistraat is weinig ambitie. De Rijksvakschool voor schoenmakers te Waalwijk wordt vanuit Sprang niet bezocht. Het onderwijs aan de handelsdagschool te Waalwijk valt wel in den smaak; men tracht naar baantjes onderwijzer, kantoorklerk, ambtenaar bij de post of de telegrafie, enz. enz.
Men is in Sprang tegen de vereeniging met Vrijhoeve Capelle en Capelle. Ik trachtte daarover met B. en W. in discussie te treden, om de argumenten van de Heeren te hooren en die zoo mogelijk te weerleggen. De Heeren wilden niet bijten; ik hoorde geen enkel ander argument, dat dit: men voelde er in de gemeente niet veel voor, en zou liever zelfstandig blijven. De weg Sprang-Vrijhoeve Capelle-Heystraat is aan weerszijden vol gebouwd. Als men de grens van de drie gemeenten niet weet, dan zal men die ter plaatse niet vinden. Het maakt denzelfden indruk als de weg Baardwijk, Waalwijk, Besoyen, met alleen dit verschil, dat hier ieder huisje in een tuintje ligt. In Capelle ziet men over het algemeen op de menschen uit de Heistraat neer; men acht die uit Vrijhoeve Capelle en Sprang niet beter; daarin ligt, naar het mij wil voorkomen, de diepste grond van het verzet van Capelle tegen te vereeniging van de drie gemeenten.
Rapportage 14 Juni 1924
Den 14 Juni 1924 bezocht ik Sprang-Capelle. De administratie van de nieuwe gemeente wordt op het moment nog gevoerd in het oude Raadhuis van Capelle. Daar werd ik ook door B. en W. ontvangen. Voor de nieuwe gemeente is een nieuw Raadhuis in aanbouw. Het komt in Vrijhoeve-Capelle te staan schuins tegenover het oude Raadhuis van die gemeente. Burgemeester Meyer gaf het daarvoor benoodigde terrein ten geschenke.
Burgemeester Meyer heeft in de nieuwe gemeente geen gemakkelijke taak: Sprang, Vrijhoeve Capelle en de Heistraat zijn best content met de tegenwoordige orde van zaken; maar in Capelle zelf wil men er niets van weten. Het is jammer, dat oud-wethouder Rijken overleden is; deze was ook wel mordicus tegen de vereeniging geweest; maar toen deze eenmaal een feit was, bleek hij zich daarbij neer te leggen, en bereid te zijn mede te werken, om van de nieuwe gemeente te maken wat er van te maken was. Geheel anders dan zijn opvolger in den Raad, die in de Raadsvergaderingen eene obstructiepolitiek volgt, en het den burgemeester lastig en hoogst onaangenaam maakt.
De bekwame gewezen secretaris-ontvanger van Vrijhoeve Capelle Van den Berg werd secretaris van de nieuwe gemeente; en de ziekelijke secretaris-ontvanger van Sprang – Van Santen – ontvanger. Van de elf nieuwe Raadsleden zijn er 3 antirev., 2 Christ. Historisch, 1 Katholiek en 5 links. Vijf van de Heeren wonen in het voormalige Capelle, vier in Sprang en twee in Vrijhoeve Capelle. Wethouder Van der Hoeven (een boer) woont in Capelle; wethouder Van Willigenberg (n.m.m. een handelaar of industrieel) in Sprang.
De verhouding tusschen B. en W. scheen mij zeer goed. Van der Hoeven is een bedaard stille man; Van Willigenberg is iemand, die druk redeneert en vrij goed op de hoogte van de zaken schijnt; hij sprak echter wel wat veel vóór den burgemester langs. De finanties zijn vrij goed, maar men staat voor groote uitgaven: bouw van een nieuw Raadhuis (± f. 19.000), vernieuwing der beschoeiing van de Labbegatsche haven (± f. 8.000), het in orde brengen van de beschoeiing van de Capelsche haven; groote kosten, voortvloeiende uit de toepassing van de lager onderwijs wet 1920, enz.
Alleen de voormalige gemeente Capelle is geëlectrificeerd; Sprang en Capelle krijgen gas van de gasfabriek in Kaatsheuvel. In 1923 gaf de elektriciteit in Capelle een tekort van f. 25.000. B. en W. meenen, dat de leiding, het net of de meters niet in orde zijn, en hebben een ingenieur uit Rotterdam als adviseur genomen. Sinds Maart 1924 zijn er geen crisis-werkeloozen meer. Capelle bouwde 25 woningen; Sprang 8. Er is geen woningnood meer. Zonder Rijkspremie werden in 1924 dertien nieuwe woningen gebouwd. Men verlangt hard naar de opening der Waterleiding West Brabant. Op vele plaatsen is het water ellendig.
Gemeente Vrijhoeve-Capelle
Rapportage 5 Augustus 1896
Den 5den Augustus 1896 bezocht ik de gemeente. Te omstreeks 2.40 van Capelle vertrokken, kwam ik om ± 3.15 aan het Raadhuis. Daar vond ik den burgemeester met diens twee wethouders. Vrijhoeve-Capelle is eene zeer oude kleine gemeente; geheel protestant.
Behalve het uitsteken van een vlag, en het versieren van het Raadhuis had men mijne komst niet gevierd. Stof tot bespreken vond ik hier zeer weinig; het was mij bepaald moeilijk om den tijd dood te praten.
Met den burgemeester Van Dijk reed ik ná mijn bezoek aan Vrijhoeve-Capelle naar Sprang, van welke gemeente Van Dijk ook burgemeester is. De administratie was over het algemeen nogal goed verzorgd. Van enkele opmerkingen, vooral in verband tot het bijhouden der bevolkingsregisters, werd door den secretaris goede nota genomen. De administratie was niet van dien aard, dat ik, om verbetering te verkrijgen, mij deswege schriftelijk tot het gemeentebestuur gewend heb.
Den 17 October 1901 kwam ik weer in de gemeente, en vond daar een geheel ander dagelijksch bestuur als in 1896. Met deze menschen was wel te praten. Ik vernam van hen, dat de bevolking meestal tot den boerenstand behoorde; er waren 2 schoenmakerpatroons, en 16 werklieden schoenmaker. Deze menschen konden te Vrijhoeve niet aarden en trokken veel weer weg; daaraan is de vermindering toe te schrijven van het bevolkingscijfer.
De haven te Labbegat is van de gemeente; het garen van het havengeld wordt verpacht; dat bracht vroeger nooit meer op dan f. 280; door de ruzie van de firmanten Oerlemans wordt nu door hen de huursom opgedreven, en ontvangt de gemeente nu f. 450. De twee firma’s Oerlemans concurreeren nu sterk tegen elkaar; dientengevolge is er veel werk in de gemeente, en worden hooge daghuren betaald.
Er behoeft niemand naar Duitschland te gaan om werk te zoeken; alleen in de suikercampagne gaan enkelen naar de suikerfabriek te Dordrecht; maar ze komen dan toch om de 14 dagen tehuis. De beide firma’s Oerlemans hebben gedwongen winkelnering; de werklieden van de eene firma moeten in den winkel gaan van de dochters Oerlemans, de werklieden van de andere firma bij Dekkers, zwager van Oerlemans, molenaar aan den Loonschen dijk.
Het drinkwater te Vrijhoeve is goed; de typhuslijders waren buiten de gemeente besmet geraakt. Vrijhoeve heeft met Capelle samen één burgerlijk armbestuur; dat schijnt niet tot moeielijkheden aanleiding te geven. Ook hebben die twee gemeenten samen ééne begraafplaats, liggende in Capelle.
Rapportage 28 April 1905
Den 28 April 1905 kwam ik weer in de gemeente, na tevoren Raamsdonk en Waspik bezocht te hebben. Per spoor was ik van Waalwijk naar Raamsdonk gegaan; per rijtuig deed ik toen den tocht langs de verschillende gemeenten naar Waalwijk terug. Voor mijne audientie had zich uitsluitend aangemeld de wijnhandelaar Verhoeven, die in beroep is bij G.S. van een beslissing van B. en W. waarbij hem vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein werd geweigerd. Hij lichtte zijn beroep nader toe.
De gemeente is zeer verdeeld over de secretarisquaestie; de secretaris woont in Sprang en wil daar blijven wonen; de burgemeester en enkele raadsleden (waaronder Oerlemans de wethouder) willen, dat hij zich metderwoon in Vrijhoeve vestigt. Ik heb den raad gegeven, om deze zaak niet op de spits te drijven, en er geen quaestie van te maken, waardoor er partijschap zou ontstaan in de gemeente. Dat zou bijv. kunnen geschieden, door den secretaris een ruimen termijn te geven, om eene goede woning in Vrijhoeve te zoeken; bijv. tot 1 Januari 1907. Beide partijen (de wethouder De Bruyn was op de hand van den secretaris) schenen wel ooren te hebben naar mijn bemiddelingsvoorstel.
Ik kreeg den indruk, dat de burgemeester in deze zaak geen mooie rol speelt; dat hij den secretaris er uit wil dringen om zelf secretaris te worden. Heymans is de rijkste boer uit de gemeente; hij zal f. 8.000 revenu hebben. Twee zoons en eene dochter; een van de zoons is juist gehuwd met eene dochter van den burgemeester van Cappelle, den Heer Vermeulen. Aan de Nieuwe Vaart, schuin tegenover de woning van Vermeulen, werd voor het jonge paar eene nette villa gebouwd.
Na Heymans is Stam de meest vermogende inwoner; Stam was vroeger boerenarbeider, en erfde van den rijken Vermeulen uit Loon op Zand voor een jr of zes ± een ton. Hij bouwde zich toen een net huis; kocht wat land, en werd landbouwer en paardenhandelaar. Hij is thans ook lid van den Raad.
De haven te Labbegat brengt ± f. 500 aan havengeld op, terwijl er voor het onderhoud haast niets gedaan wordt: in 1903 werd daaraan slechts f. 78,- uitgegeven. Ik heb B. en W. er op gewezen, dat op deze manier op den duur niet kon worden voortgegaan. De veldwachter krijgt eene gratificatie; ik heb gevraagd die bij het tractement te voegen; men zal dat doen. De burgemeester schijnt een felle liberaal, een groot voorstander tevens van het openbaar onderwijs; hij keurde het sterk af, dat enkele kinderen uit zijne gemeente de bijzondere school aan den Loonschen dijk bezoeken; daardoor werd het onderwerp op de school in zijn gemeente zooveel minder, omdat daar minder kinderen ter school gingen, en er, gevolgelijk ook minder onderwijzers noodig waren.
Rapportage 31 Maart 1909
Den 31 Maart 1909 kwam ik weer in de gemeente; ik liet me halen aan het station Kaatsheuvel-Capelle; reed vandaar naar Vrijhoeve Capelle; bezocht daarna nog Waalwijk; en nam daar later den trein naar Den Bosch. Burgemeester Van Heeckeren was nooit candidaat voor den gemeenteraad; hij werd er wel voor aangezocht, maar heeft niet gewild. Kuipers voldoet zeer goed als secretaris-ontvanger; zijne secretarie zag er zeer netjes uit; hij was vroeger onderwijzer in de school van De Noo in de Heistraat, en moest om eene borstziekte het onderwijs verlaten.
B. en W. vertelden, dat Jhr Mr de Roy van Zuidewijn zeer gezien is in de gemeente; hij staat iedereen met raad en daad bij; hij is aangeslagen als forens, in den hoofdelijken omslag. Zuidewijn is 40 H.A. groot; het huis is oud en versleten, en bovendien zeer vochtig. Het land wordt uitstekend onderhouden; Mr de Roy laat veel werken, en zal wel geen hooge rente van zijn geld maken; hij plant veel opgaand hout.
Zuidewijn was in 1795 in handen van familie Montens; door het huwelijk van eene juffrouw Montens met een De Roy kwam het goed in die familie. Het goed ligt aanéén; het Zuider afwateringskanaal loopt er doorheen; als er grond in de buurt open komt, koopt Mr de Roy nog steeds bij. Op Zuidewijn moeten prachtige meubels staan.
Er kwamen voortdurend typhusgevallen voor in de buurt van de Labbegatsche haven; bij onderzoek van het water in de haven bleek dat zeer besmet. De Heeren Oerlemans lieten daarom de Waalwijksche waterleiding, welke tot Besoyen ligt, doorleggen tot Labbegat, 2.300 Meter ver; zij moesten zich verbinden 15 jaar water te nemen en betalen jaarlijks f. 460.
De moeielijkheden met den veldwachter zijn gelukkig ten einde; hij betaalt nu aan zijne vrouw, die zich buiten de gemeente gevestigd heeft f. 2,- per week; hij woont zelf met twee kinderen beneden het gemeentehuis; van eene verkeerde verhouding tot eene andere vrouw is thans geen sprake meer.
Wethouder Van der Waals is bakker; hij vertelde mij, dat hij ’s winters op crediet aan de arbeiders zonder werk brood leverde; ’s zomers werd dat dan weer afbetaald. Zoo’n lange winter als er nu geweest was, deed veel kwaad; daar waren huishoudens, die tot f. 125 bij hem in het krijt stonden; daar was geen enkel gezin, dat geen f. 25 schuldig was. Behalve bij den bakker stonden die arme menschen op gelijke wijze in schuld bij den kruidenier. Het was niet mogelijk, dat, nu die schuld in deze winter zoo hoog was opgeloopen, in den loop van den zomer effen rekening gemaakt kon worden.
Oerlemans begon in 1908 eene stroohulzenfabriek te Labbegat; zijn stroo moet komen van zuiveren zandgrond tusschen Breda en Tilburg; ook het stroo dat bij Eindhoven of Helmond groeit is goed; hij krijgt het schoongemaakt en afgesneden van de boeren, en betaalt dan f. 3 à f. 4 per 1.000 K.G. meer, dan voor gewoon stroo betaald wordt. De boeren zullen hem zoowat 2/3 leveren van wat op het land groeit. Hij levert stroohulzen vooral aan binnenlandsche flesschenfabrieken te Schiedam en te Delft; op het moment heeft hij de fabriek moeten stopzetten, omdat de flesschenfabrieken bijna geen orders hebben en dus geen stroohulzen behoeven om de flesschen te verzenden.
Er zou thans geene andere gedwongen winkelnering zijn dan bij den schoenfabrikant Moonen, die met een 20 knechts werkt. Oerlemans de wethouder ontkende, dat er bij hem gedwongen winkelnering bestond ten behoeve van zijn zwager, den molenaar Dekkers aan den Loonschen dijk.
Rapportage 27 april 1912
Den 27 April 1912 kwam ik weer in de gemeente; later bezocht ik nog de gemeente Capelle. Ik deed den tocht vanuit Den Bosch. Wethouder Oerlemans is overleden, en als zoodanig vervangen door Wethouder Voor de Poorte. B. en W. deelden mij mede, dat Oerlemans, na mijn bezoek in 1909 direct een einde had gemaakt aan de gedwongen winkelnering; hij had aan zijn volk gezegd, dat hij van mij gehoord had, dat er over gedwongen winkelnering geklaagd werd; dat hij daarom aan zijn volk aanzei, dat ieder van stonde af aan vrij was, om zijne inkoopen te doen waar hij wilde, zijn geld te gebruiken zooals hij wilde. Ook elders in de gemeente is de gedwongen winkelnering opgeheven; Moonen, de schoenfabrikant deed zijn winkel weg.
De bevolking bestaat van landbouw (een arbeider verdient per jaar ± f. 325), van schoenfabricage (een schoenmaker verdient f. 7 per week); men werkt in de hooipers of in de stroohulzenfabriek van Oerlemans. De menschen wonen veelal gehuurd ad ± f. 1,10 in de week, en hebben daarvoor eene goede woning met een klein tuintje; ze huren dan een stuk land van 1 à 1½ hond, houden geiten, varkens, soms eene koe.
Met Capelle samen één burgerlijk armbestuur, dat over ruim voldoende fondsen beschikt; gemeenten behoeven niet te subsidieeren. De Heeren Oerlemans zijn het tegenwoordig samen eens; zij drijven de pachtsom van de Labbegatsche haven niet meer tegen elkander op; van ruim f. 500 daalde de pachtsom tot f. 245. Bij ebbe is die haven niet bevaarbaar; ze loopt dan bijna droog. Nu er eene gasfabriek te Kaatsheuvel komt, had men gehoopt vandaar gas te krijgen; voorloopig zal daarvan wel niet veel komen. Er is quaestie van geweest, dat Capelle, Sprang en Vrijhoeve Capelle water zouden krijgen vanuit Waalwijk; daarvoor moest dan in Vrijhoeve een kleine watertoren gebouwd worden, geraamd op f. 5.200. De onderhandelingen met de Waterleiding Maatschappij zijn erg sleepende; men vreest, dat er niets van zal komen.
De “reizende bibliotheek” beheerd door het hoofd der school Buzink is naar Heistraat verhuisd. Schoolhoofd had niet genoeg tijd voor de administratie, en droeg het beheer over aan het hoofd der school te Heistraat. De bibliotheek zelve is eene instelling, uitgaande van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen.
Moeielijkheden tusschen haltechef te Kaatsheuvel-Capelle en veldwachter Gouda. De veldwachter bekeurde den haltechef wegens het te lang gesloten houden van de afsluitboomen over den Hoogevaartschen weg; de haltechef klaagde toen den veldwachter aan, wegens voortdurend zitten in de herbergen, en het veel te veel drinken van borrels jenever; soms 6 of 7 in een uur; de klacht is nog in behandeling.
B. en W. hopen, dat hunne herhaalde pogingen, om den eigenaar van het door hem verbouwde en tot logement ingerichte tolhuisje eene vergunning te bezorgen, moge slagen; de man heeft in goed vertrouwen – naar ik meen op advies van B. en W. – het huisje verbouwd; zou hij geene drankvergunning krijgen, dan is hij ongelukkig, en is hij alles, wat hij bezat kwijt, want zonder vergunning is daar geen bestaan te vinden.
Rapportage 1 Augustus 1917
Den 1 Augustus 1917 kwam ik weer in Vrijhoeve Capelle; later ging ik nog naar Capelle en Waspik. De beide wethouders, vooral Voor de Poorte, maken een goeden indruk; de verstandhouding tusschen hen en den burgemeester is blijkbaar goed. Gemeente krijgt thans gas uit Kaatsheuvel; te Labbegat wordt water verstrekt uit de waterleiding te Waalwijk. Van Labbegatsche haven wordt druk gebruik gemaakt; moet noodzakelijk uitgebaggerd worden; men kan geen werkvolk krijgen; loopt bij ebbe vrijwel heelemaal droog.
Er zijn nog eenige Belgische vluchtelingen; zij krijgen nog eene kleine ondersteuning. In de vroegere woning van burgemeester Van Heeckeren – door dezen verkocht aan den toenmaligen secretaris Van Voorst van Beesd – worden Fransche kinderen verpleegd. Men is de inkwartiering hard moede. Vooral de Amsterdammers – waaronder vele intellectueele socialisten en anarchisten – doen veel kwaad, geven veel moeite, en bederven den goeden geest van de bevolking.
De distributie van levensmiddelen, onder directie van den gemeente secretaris, geeft veel werk, en loopt goed. Veldwachter Gouda drinkt heelemaal niet meer; men is over hem buitengewoon tevreden; de menschen zijn bang voor hem.
Rapportage 9 Mei 1921
Den 9den Mei 1921 bezocht ik Capelle, Vrijhoeve Capelle en Sprang. Deelneming aan de waterleiding Noord West Brabant zou f. 22.000 kosten. Men besloot om niet mee te doen, 1e. omdat men in Labbegat al water krijgt uit Waalwijk, en 2e. omdat Mij. concessie zal moeten hebben om de buizen in den gemeenteweg te leggen. Daarvan zal men profiteeren door als voorwaarde te stellen, dat gemeentenaren tegen het gewone tarief, water zullen krijgen.
Aan Kaatsheuvel indertijd concessie verleend tot levering van gas; daarom kan gemeente geen elektriciteit aanleggen. Kaatsheuvel gaf vergunning dat Capelle elektriciteit levert langs Kruispunt en langs de Hooge Vaart. Daar krijgen de menschen tegen denzelfden prijs stroom als in Capelle.
De Hoogevaartsche weg is kostbaar in onderhoud; van de kom tot aan spoorwegstation is hij uitstekend; vandaar tot Labbegat redelijk.
Men ijvert sterk voor eene vereeniging van Vrijhoeve-Capelle met Capelle en Sprang; de menschen hebben veel gemeenschappelijke belangen; één boterfabriek, één landbouwvereeniging, één Groene-Kruisvereeniging; één Boerenleenbank met Sprang; één diaconie en één burgerlijk armbestuur met Capelle. Hoofdelijke omslag thans f. 11.000; dat wordt nog meer; de kosten voor de uitvoering van de warenwet, en die voor de centrale vleeschkeuring, moeten nog gevonden; evenals die voor de nieuwe lager-onderwijswet.
De landbouw gaat vrij goed; er wordt meer vee gehouden dan vroeger; het hooiland wordt gedeeltelijk gebruikt als weiland. Het mond- en klauwzeer heeft erg geheerscht, en veel schade gedaan. Thans is het gelukkig geheel geweken. Er wordt in Vrijhoeve Capelle geen armoede geleden; werkeloosheid heerscht er niet. Er zijn enkele socialisten. Veldwachter Gouda is nóg een goed politieman; hij is drankvrij. Hij leest “Het Volk” en is dus hoogst waarschijnlijk socialist.
De Labbegatsche haven moet noodzakelijk uitgebaggerd worden; er moet minstens 200 M3 bagger uit. Men weet niet, waar die bagger gedeponeerd moet worden. De schoenfabriek van Moonen gaat nog al goed; veel jong volk, jongens en meisjes, vindt daar werk. Van diverse heeren Oerlemans zijn nog drie industriën in werking: 1e. houthandel; 2e. hooipers; 3e. fabriek van hakken voor damesschoenen. De fabriek sub 3e. wordt gedreven door twee zoons van den eigenaar van den houthandel. De algemeene indruk is, dat de jongere generatie Oerlemans niet zulke flinke bekwame werkzame menschen leverde als de oudere generatie.
Naar de meening van B. en W. zou de Heer de Roy van Zuidewijn niet meer dan 15 à 20 H.A. grond bij zijn kasteel hebben liggen. Hij wordt zeer geprezen.
Gemeente Waalwijk
Rapportage 7 Augustus 1896
Den 7den Augustus 1896 bezocht ik de gemeente Waalwijk. Omstreeks half een kwam ik aldaar aan het gemeentehuis, en vond ik daar den burgemeester (Jhr. Van Grotenhuis) met diens beide wethouders (Hoffmans en Timmermans) en den secretaris, Van Liempt.
De burgemeester heette mij vóór het raadhuis welkom en geleidde mij naar de Raadszaal. Daar kreeg ik eerst eene aubade van een liedertafel; de heeren zongen wel goed, maar de ruimte was wat klein.
Vervolgens gaf ik audiëntie; achtereenvolgens verschenen de leden van den gemeenteraad, de Katholieke geestelijkheid, de kapitein kommandant der dienstdoende schutterij met drie luitenants, eenige leden van de Kamer van Koophandel, de voorzitter en een lid van het bestuur van den buitenpolder van Waalwijk en Besoijen, Bink, lid der Provinciale Staten en notaris te Waalwijk, Fluit, directeur van het post- en telegraafkantoor, en een paar arme menschen.
Het onderwerp van schier alle gesprekken was de verbetering van de Waalwijksche haven; daarvoor bestaan drie plannen, die door den provincialen ingenieur Van Wamel moeten worden uitgewerkt; een dier plannen is de haven te verbreeden en te verdiepen tot de diepte van het Zuiderafwateringskanaal, dan blijft het een open haven. Een ander is, om aan het eind van de haven een schutsluis te maken; men hoopt n.l. een waterweg te krijgen tot Tilburg, en al het vervoer te water tusschen Tilburg en het groote water langs Waalwijk te leiden.
Verder werd veel gesproken over de in aanbouw zijnde tram, en over de verdere concessie-aanvragen. In Waalwijk mag geen stoomtram rijden, wel een paardentram. Dat zulks voor aansluitingen een groot beletsel is, behoeft geen betoog.
De looiers te Waalwijk, zoowel als de schoenfabrikanten klagen steen en been, en roepen om protectie. De schoenmakers klagen over gedwongen winkelnering, en naar het schijnt niet ten onrechte. Ten gevolge van de hevige concurrentie zijn er schoenfabrikanten, die hun product tegen den kostende prijs weer afzetten; zij dwingen echter hun werkvolk, om in hunne winkels te koopen, en verdienen dan op ieder werkman volgens berekening ongeveer f. 1 in de week; zoodat een schoenfabrikant, die met zestig knechts werkt, op die wijze wekelijks f. 60 verdient. Tegen deze manier van schoenfabrikant zijn is natuurlijk concurrentie onmogelijk; het gevolg daarvan is, dat schier alle fabrikanten tevens winkels hebben, en daarin op ergerlijke wijze van hunne positie tegenover hun werkvolk misbruik maken; zoo werd mij o.a. medegedeeld, dat rijst van 6 à 7 cent verkocht werd voor 12 cent.
Des ochtends had ik, terwijl ik de woning van den burgemeester passeerde, van diens dochtertje een fraaien bloemruiker gekregen; later ging ik met de wethouders en met Klasens bij den burgemeester ontbijten; Mevrouw Van Grotenhuis had van haren lunch zeer veel werk gemaakt. Toen de burgemeester mijne gezondheid dronk, stokte diens stem! Na den lunch werd er weer een stoet gevormd; muziek voor, muziek achter; en zoo reed ik van Waalwijk naar Baardwijk.
De administratie van den secretaris en die van den ontvanger gaven aanleiding tot het maken van vele, (waaronder sommige ernstige) aanmerkingen. Deze werden schriftelijk aan B. en W. medegedeeld. Zie aantekeningen onder ‘Besoijen’ over medewerking gemeentebestuur van Waalwijk bij aanleg en onderhoud van wegen.
Rapportage 2 November 1901
Den 2den November 1901 kwam ik weer in de gemeente; omdat de rijtuigverhuurder mij kort te voren bij een rit van Waspik over Waalwijk naar Vrijhoeve Capelle, en vandaar naar het station te Waalwijk erg had afgezet (hij berekende daarvoor behalve de fooi f. 13) ging ik te voet van het station naar het raadhuis, en later weer op dezelfde manier terug. Op het raadhuis vond ik den burgemeester met de wethouders Timmermans en Gragtmans.
Ik vernam van hen, dat de waterleiding, van welke de Maatschappij ‘de Langstraat’ (directeuren Smit en Visser; commissaris te Waalwijk J. van Iersel) concessie heeft, bijna gereed is, en vermoedelijk tegen December in exploitatie zal komen. De gemeente krijgt 43 brandkranen op onderlingen afstand van 55 tot 72 meter. In geval van brand heeft de gemeente het vrij gebruik van de waterleiding, en betaalt daarvoor per half uur f. 5. De geheele aanlegkosten (ook Besoijen en Baardwijk zijn aan de waterleiding verbonden) bedragen f. 82.000.
De verbreeding van den Waalwijkschen haven is juist tot stand gebracht; de bodembreedte werd met zes meter vermeerderd. De verharde weg van Waalwijk naar het veer te Drongelen ligt op den ‘Zomerdijk’, den dijk aan de westzijde van den Waalwijkschen haven. Hoewel die weg onder Besoijen ligt, wordt hij door de gemeente Waalwijk onderhouden.
Mgr. v.d. Ven heeft pas eene tweede parochiekerk opgericht, aan de andere zijde van de spoorlijn. De bestaande parochiekerk gaf daarvoor f. 30.000. Kapelaan Kuijpers te Waalwijk wordt eenige jaren vóórdat hij aan de beurt is, pastoor, en belast met de oprichting van de parochie. Op de gemeentebegrooting van 1902 is een post van f. 2.500 uitgetrokken ten behoeve van de stichting dier parochie. Men was zeer benieuwd, of G.S. die uitgave zouden goedkeuren, omdat de vierhonderd Protestanten en honderd Israelieten van Waalwijk er hevig tegen agiteerden.
Er zijn in Waalwijk twee doctoren, de Heeren Sweens en Van Gilse. Dr. Sweens is armendoctor; men is zeer over hem tevreden. Waalwijk krijgt van mr. Van Cooth plusminus f. 90.000. Volgens het testament moet 70% van de revenuen besteed worden aan jaarwedden van onderwijzers; men was het er nog niet over eens, hoe men dat legaat het meest ten algemeenen nutte zou aanwenden. Men dacht aan herhalingsonderwijs met een zeer uitgebreid programma, waaraan dan eene klasse voor boekhouden zou worden verbonden.
Ik vernam van den wethouder Gragtmans, dat hij eene stoomleerlooierij had; dat de oprichting van stoomleerlooierijen noodzakelijk was geworden, om te kunnen concurreeren tegen den Duitschen invoer van huiden. Het was wel jammer, omdat daardoor alle gewone leerlooierijen ten ondergang gedoemd werden, maar het kan nu eenmaal niet anders. Er is volgens Gragtmans nog plaats voor meerdere stoomleerlooierijen, want er komt nog veel buitenlandsch leder hier binnen; de binnenlandsche markt vraagt meer leder dan de binnenlandsche looierijen kunnen verschaffen. Onze looierijen kunnen niet met Duitschland concurreeren, omdat Duitschland bij invoer van hier 30% van de waarde heft.
Volgens B. en W. zijn tegenwoordig de schoenmakers te Waalwijk van betere conditie dan die te Kaatsheuvel en Sprang, omdat daar de gedwongen winkelnering nog zeer veel voorkomt, terwijl die te Waalwijk ongeveer heeft opgehouden te bestaan. Vandaar veel trek om werk van Kaatsheuvel en Sprang naar Waalwijk. Het volk te Waalwijk is goed van natuur; de menschen zijn vroolijk en opgewonden van aard, en niet al te eerlijk. Socialisten zijn er niet.
Op mijne audiëntie verscheen een blinde man, Van Eeten; die vroeg om onderstand.
Ook hier raadde ik aan B. en W. om zich met andere gemeenten te verstaan om een technisch adviseur voor de gasfabriek te verkrijgen. Ik wandelde met B. en W. naar den Waalwijkschen haven, waar men mij toonde, wat er tot stand was gebracht; daarna wandelden we over den dijk achter om Waalwijk, en wees men mij, waar men den tram wilde hebben; de burgemeester wees op de onoverkomelijke bezwaren voor den tram; de wethouder Timmermans beweerde, dat hij die vandaag voor het eerst hoorde. Door den tuin van de marechausseekazerne kwamen we van den dijk weer op de straat; B. en W. deden mij toen uitgeleide naar den trein.
Rapportage 29 April 1905
Den 29 April 1905 kwam ik weer in Waalwijk. Ik logeerde bij Verwiel, wandelde vandaar naar het Raadhuis; keerde toen bij Verwiel terug om daar te ontbijten, en om vandaar naar het station te gaan om naar Den Bosch terug te keeren. Ik verleende audiëntie aan Winters, directeur Posterijen en Telegrafie, die zijn opwachting kwam maken; aan dominee Meindersma, herder van eene kudde van driehonderd zielen. Meindersma (liberaal, studeerde in Leiden) is sinds negen jaar in bediening; eerst in Drente, toen in Friesland, en nu sinds enkele maanden in Waalwijk. Hij prees zeer de verdraagzaamheid van de bevolking.
Eindelijk verscheen nog het Statenlid Timmermans, tevens voorzitter van de Kamer van Koophandel; hij kwam om het adres van de K.v.K. om een brug te krijgen aan het Drongelensche veer te steunen; ik heb hem gezegd, dat het jammer was, dat de argumenten van de K.v.K. niet allen steekhoudend waren, en dat men daardoor aan de zaak meer kwaad dan goed had gedaan; maar dat het bij onderzoek was gebleken, dat er werkelijk niet ongegronde klachten waren, en dat daarom G.S. het adres in zooverre konden steunen, dat ze ook hunnerzijds op het wegnemen van rechtmatige grieven bij de Hooge Regeering konden aandringen. Maar dat hij zich niet moest voorstellen, dat de wensch, om eene vaste brug, of ook maar eene schipbrug te verkrijgen, vervuld kon worden. Timmermans begreep dat zeer goed; hij had echter het meerdere gevraagd, om het mindere (verbetering in de communicatie) te verkrijgen.
B. en W. weten niet, hoe het staat met de procedure der verschillende gemeenten tegen notaris Rits, in zake het legaat Van Cooth. Oud archief heeft Waalwijk niet; bij een brand in 1824 is alles verbrand. De gemeente heeft nogal veel schuld; de belastingdruk wordt steeds zwaarder o.a. f. 8.000 hoofd. omslag (bevolking 5.000 zielen); het is te voorzien, dat de toestand op den duur nog verergeren zal.
Men hoopt, dat, als het kanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen gegraven wordt, er een sluisje zal kunnen gebouwd worden in den Liniedijk, en dat daarmede dan verbetering kan gebracht worden in den toestand van den ‘Loint’, de sloot, waarlangs al het vuil van Besoijen en Waalwijk moet worden afgevoerd. Men zou dan uit het kanaal door die sluis water moeten trekken, om de Loint door te spoelen. Den Heeren geraden, steun voor de vervulling hunner wenschen te vragen bij de ambtenaren van den Rijks-Waterstaat.
Gemeente betaalt jaarlijks ruim f. 160 aan Zusters Liefdehuis; heeft daarvoor het recht, om lijders aan besmettelijke ziekten in liefdehuis te doen verplegen. Door het verplaatsen van de marechausseekazerne naar Besoijen was gemeente verplicht twee agenten van politie meer aan te stellen. Legaat Van Cooth wordt besteed voor onderwijs, vooral onderwijs in teekenen; herhalingsonderwijs werd uitstekend ingericht; daarvoor is veel liefhebberij.
Gedwongen winkelnering komt nog sporadisch voor bij enkele thuis werkende schoenmakers; voor de schoenfabrieken is het afgeschaft; voor de leerlooiersknechts heeft het nooit bestaan. De Waalwijksche markt gaat hard achteruit; door premies (in 1995 f. 300) tracht men haar kwijnend bestaan te rekken. Er komen steeds meer schoenfabrieken; ze kunnen niet bestaan; ze concurreeren te scherp tegen elkaar; daardoor gaan de fabrieken te gronde, daardoor, en niet door de concurrentie met het buitenland.
De schoenmakers die op de fabrieken werken moeten beginnen als handwerkers hun vak te leeren; daarom zal het handwerk steeds blijven bestaan; de fabrieken kunnen wel mooie (fijne) schoenen maken; maar die komen duurder dan de handwerkschoenen; ook om die reden zal het handwerk blijven bestaan.
Rapportage 31 Maart 1909
Den 31 Maart 1909 kwam ik weer in Waalwijk. Ik was tevoren in Vrijhoeve Capelle geweest; te Waalwijk nam ik later weer den trein naar ’s-Hertogenbosch. Ik verleende audiëntie aan den Heer Winters, directeur van post- en telegraafkantoor, aan Houben, ontvanger en Jhr von Bulow, inspecteur der directe belastingen, aan de Heeren Zeegers en Timmermans, leden der provinciale staten, en aan een armen man.
Volgens B. en W. moet het groote aantal levenloos aangegeven kinderen worden toegeschreven aan den arbeid der moeders op de fabrieken of als thuiswerksters: die vrouwen zijn nl. meestal stiksters; dat den geheelen dag voorover moeten zitten werken zou een slechten invloed hebben voor de zwangere vrouwen. De levensverzekering der kinderen zou hier van geen invloed zijn; alleen voor voldragen levenloos aangegeven kinderen wordt volgens de polis de uitkeering gedaan.
B. en W. hopen een vakschool voor leerlooiers en schoenmakers te krijgen; volgens hen staat het in Den Haag vast, dat de vakschool te Waalwijk komt, maar zou er vooralsnog geen geld voor disponibel zijn; de inspecteur De Groot en de refrendaris mr. Freith waren beslist voor Waalwijk. Gedwongen winkelnering komt volgens B. en W. in Waalwijk niet voor. De waterleiding gaat nog niet best; over het laatste boekjaar kon slechts 2% dividend uitgekeerd worden.
Voorloopig komt er nog geen sluisje in den Liniedijk, om vanuit het kanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen het water in de Loint te ververschen; men vreest nl. dat het niveau van het kanaal lager zal liggen dan de Loint, zoodat er dan geen water uit het kanaal op de Loint zou kunnen gebracht worden; als het kanaal klaar is, zal eerst met juistheid kunnen blijken, of die vrees gegrond is.
De opbrengst van de Waalwijksche haven zal veel verminderen, omdat de graanhandelaar Bruyelle uit Tilburg, die jaarlijks 5 à 6 millioen kilo langs dezen waterweg aangevoerd kreeg, zijne zaak naar Den Bosch verplaatst; dat is ook een groot nadeel voor de tram, die aan het vervoer van de Waalwijksche haven naar Tilburg jaarlijks f. 5.000 verdiende.
Men is er thans mede verzoend, dat de stoomtram door de gemeente loopt, en zou die nu niet gaarne meer missen. Wel klaagt men, dat rook en stoom niet voldoende worden ingehouden, en dat er maar zelden een jongen met een roode vlag voor de locomotief loopt, omdat de tram dikwijls te hard rijdt.
De eertijds zoo beroemde en voor Waalwijk zoo voordeelige markten blijven sterk achteruitgaan; de markten verplaatsen zich naar Rotterdam en naar Den Bosch. De gasfabriek gaat goed en leverde in 1908 eene bate op van plusminus f. 8.000; men heeft juist een contract met Besoijen gesloten, om ook Besoijen aan gaslicht te helpen; de uitbreiding, welke dientengevolge de gasfabriek moet ondergaan zal plusminus f. 25.000 kosten.
Rapportage 26 April 1912
Den 26 April 1912 kwam ik weer in Waalwijk; ik bezocht denzelfden dag nog Sprang en Kaatsheuvel; ik deed den tocht vanuit ’s-Hertogenbosch. Ik verleende audiëntie aan Van Gijn, den directeur der Rijksvakschool voor leerlooiers en schoenmakers. Hij is civiel ingenieur, en werkte een jaar of zes op verschillende vakscholen in Engeland, eerst als leerling, later als assistent; de bouw van de vakschool schiet nog slecht op; de wet is van 1909; met den bouw moet nog begonnen; men hoopt het benoodigde bedrag uitgetrokken te zien op de Staatsbegrooting voor 1913. De overige heeren hadden niets bijzonders te vertellen, en kwamen eenvoudig hunne opwachting maken.
Wethouder Timmermans is een zoon van den vorige wethouder Timmermans; hij is zeer onder den indruk van de déconfiture van notaris De Vocht; deze had zijn volle vertrouwen, en laat een tekort na van minstens een ton; vele kleine menschen komen geld te kort; zij brachten hem geld, waarvoor hij 5% betaalde; Timmermans zelf kwam er 15 mille aan te kort; hij dacht niet, dat er iets van terecht kwam. Het schijnt, dat De Vocht gespeculeerd heeft, en dat hij al onder nul was, toen hij van secretaris Van Oirschot benoemd werd tot notaris van Waalwijk.
De oude gemeentesecretaris Van Liempt is gepensioneerd; hij kreeg tweederde van zijn tractement als pensioen, nl. f. 820; in zijn plaats werd een van zijne zoons gemeentesecretaris. De secretarie moet nu wel beter in orde zijn dan onder den ouden Van Liempt.
De gevolgen van de werkstaking bij Van Schijndel doen zich nog sterk gevoelen; de verhouding tusschen patroons en werkvolk blijft ellendig; het volk is vreeselijk verbitterd; vele patroons willen geen georganiseerd werkvolk; ze halen er vreemden in, vooral protestanten; gevolg daarvan weer gemengde huwelijken enz.; het is treurig! De industrie gaat op het moment slecht; daar is geen voldoende afzet. En nog maar steeds door worden er machinale fabrieken opgericht; vooral in Kaatsheuvel. De concurrentie van de fabrikanten onderling wordt daardoor veel te erg. Het gevolg moet zijn, dat zij, die geen eigen kapitaal hebben, den strijd zullen moeten opgeven.
De armen klasse woont nóg slecht, maar toch ongelijk veel beter dan voor eenige jaren; daar wordt voor de verbetering van de volkshuisvesting veel gedaan. Gedwongen winkelnering komt niet meer voor. De Waalwijksche markt blijft achteruitgaan; de veemarkt heeft zich geheel naar Den Bosch verlegd.
De Waterleiding gaat thans goed en geeft een behoorlijk dividend; er kwamen zoovele nieuwe aansluitingen, dat daardoor de aanstelling van een adjunct-directeur noodzakelijk werd. De Waalwijksche haven gaat zeer druk; bij ebbe kan er echter niet gevaren worden; er wordt thans naar middelen gezocht, om daarin verbetering te brengen, bijv. door het bouwen van een schutsluis of door het uitdiepen van den bodem met minstens een meter.
De tram gaat goed; naast de haven van Waalwijk rijdt ze ook op de haven te Heusden; men ziet daarin geen bezwaar. Gasfabriek gaat zeer goed. Men verlangt zeer naar provinciaal subsidie voor handelsschool.
Rapportage 31 Juli 1917
Den 31 Juli 1917 kwam ik weer in Waalwijk, na tevoren in Kaatsheuvel en Sprang te zijn geweest. De Rijksvakschool voor leerlooiers trekt veel leerlingen. De Middelbare handelsschool is reeds twee jaar in werking. Eene Rijksnormaalschool werd in Waalwijk gevestigd. Over een jaar of tien hoopt men, dat de vruchten van al die onderwijsinrichtingen Waalwijk sterk zullen vooruitbrengen.
Industrie bloeit; werkvolk verdient veel geld; zielental neemt sterk toe; groote woningnood. Gemeente is bezig twintig arbeiders woningen te bouwen. Weekmarkten gaan voortdurend achteruit. Waterleiding verdient thans geregeld een dividend. Gasfabriek kwam onder betere leiding; men kon de hand leggen op een uitstekenden directeur.
Met de haven is het nog misère: De Heer Van Veen uit Breda maakte thans een nieuw plan; men hoopt daarmede de fouten uit het project van Lidt de Jeude te corrigeeren. Nog 20 Belgische vluchtelingen: zorgen grootendeels voor zich zelve. Voortdurend sterke inkwartiering; thans 1.500 man; men is inkwartiering hard moede! Provisorium elektriciteit werkt slecht; dikwijls defect; daardoor veel stoornis in bedrijven van aangeslotenen.
Van Veen, ingenieur te Breda, maakte een plan tegen verontreiniging van openbare wateren door afval van de looierij van Gomperts; het schijnt uitstekend te voldoen; kost f. 600. Kan voor alle fabrieken toegepast. Zal door B. en W. waarschijnlijk voor alle fabrieken krachtens de hinderwet worden voorgeschreven. Distributiebureau werkt druk en goed; staat onder leiding van een Belg.
Rapportage 4 Mei 1921
Den 4 Mei 1921 kwam ik weer in Waalwijk en in Loon op Zand. De vakschool voor leerlooiers en schoenmakers gaat buitengewoon goed en heeft een grooten naam, die verder dan de vaderlandsche grenzen reikt: van de 24 leerlingen van den machinalen schoenmakerscursus zijn 8 buitenlanders. Te Buenos Ayres, te Antwerpen wordt verkocht op analyse Waalwijk! 22 leerlingen volgen den bedrijfsleiderscursus, 14 den vervolgcursus bedrijfsleider, 84 den avondcursus. Er wordt gegeven een cursus voor schoenmakers (tweejarig; moet driejarig worden); een cursus voor leerlooiers (tweejarig); terwijl aan de school bovendien verbonden is een Rijksproefstation en voorlichtingsdienst ten bate van de lederindustrie.
De waterleiding werd voor twee jaar door de gemeente voor duur geld overgenomen; rente en aflossing komen er niet heelemaal uit. De gasfabriek gaf in 1920 een netto winst van f. 17.000. De elektriciteit gaat heel goed. De tram Tilburg-’s-Hertogenbosch heeft een extra subsidie gevraagd; B. en W. vonden geen reden om daarop in te gaan. De markten worden steeds minder; alles gaat naar Den Bosch.
De Waalwijksche haven is slecht in orde; over onderhoudswerken juist een duur proces met den aannemer verloren; gemeente is nu even ver als in 1915. Het verkeer is vrij druk.
De Middelbare Handelsschool verschaft uitstekend onderwijs aan zestig leerlingen; de school is te klein; twintig aspiranten moesten worden afgewezen omdat er geen plaats was. De Rijksnormaalschool schijnt weinig leerlingen te trekken; de docenten – gepensioneerde schoolhoofden – schijnen niet bijzonder te zijn.
Er is in Waalwijk groote woningnood; door gemeente werden 151 arbeiderswoningen gesticht, benevens 27 middenstandswoningen. Er komen nog wel honderd woningen te kort. Aanvragen om Rijkssubsidie in de kosten van den bouw van eigen woningen kwamen niet in. De verhouding tusschen patroon en werkman is goed; de verhouding tusschen patroonsbond en organisatie van werknemers (vrijgestelden) laat dikwijls te wenschen over.
B. en W. zijn blijkbaar voor de vereeniging van Waalwijk met Baardwijk en Besoijen. Groote klachten over den jeugdigen burgemeester van Besoijen, die driftig is, geen tegenspraak kan velen, en oorzaak is, dat de goede verstandhouding, die sinds menschengeheugenis tusschen Waalwijk en Besoijen bestaan heeft, zeer veel geleden heeft. Terwijl zijn vader en grootvader, evenals hij burgemeester van Besoijen, steeds alles hebben gedaan, om met Waalwijk in vrede en eendracht te leven, heeft de jonge Verwiel in zeer korten tijd veel goeds afgebroken, dat met veel moeite in lange jaren was opgebouwd. Dat is erg jammer.
Rapportage 10 Juli 1924
Den 10 Juli 1924 kwam ik weer in Waalwijk. Mijn aanvankelijke indruk is, dat burgemeester Moonen daar wel op zijn plaats is. Zijne verhouding tot zijne twee wethouders leek mij goed. Secretaris Van Liempt had aan Robbers erg zijne eloges gemaakt. De woningnood is nóg groot; er zouden nog wel 200 woningen te kort komen. Er zijn er op het moment nog 8 in aanbouw; terwijl de Raad bovendien nog een besluit nam, om nog 26 plus 16 ofwel 42 arbeiderswoningen en 7 middenstandswoningen te bouwen. Men slaagde er nog niet in om het daarvoor benoodigde bedrag te leenen. De tot nu toe gevolgde woningpolitiek bezwaart het budget jaarlijks met plusminus f. 20.000.
Drie arbeiders zijn lid van den Raad; over het algemeen geschikte menschen; twee maken buitengewoon veel werk van hunne betrekking. De warenkeuringsdienst werkt nuttig. De vleeschkeuringsdienst evenzoo. Er moet op den duur een abattoir komen; tegen de uitgaaf ziet men nog wel wat op. De veemarkten gaan langzamerhand te niet. Electrisch bedrijf gaf in 1923 nog f. 9 verlies. Waterleidingbedrijf: verlies in 1923 f. 923,63; voor 1924 wordt een kleine winst verwacht. De electrificatie werkt nadeelig voor de uitkomsten van de gasfabriek; deze gaf in 1923 f. 9.000 winst; men doet thans erg zijn best, om uit het gas wat meer winst te halen.
De Rijksnormaalschool werd opgeheven. De Hoogere handelsschool werkt prachtig. Hoewel een Katholieke instelling, wordt ze druk door andersdenkenden bezocht: in 1924 deden met succes drie Hervormden en een Israeliet eindexamen. Voor warenkennis behaalde de Israeliet het hoogste cijfer van allen, nl. tien. Typisch!
Van den Hammen, een onderwijzer uit Besoijen op wachtgeld, beschrijft en ordent het oud archief; hij werkt daaraan dagelijks anderhalf uur (van negen tot half elf) en ontvangt daarvoor f. 250 per jaar. In een van de oude Raadhuizen te Baardwijk of Besoijen wil men eene oudheidkamer inrichten, om de gilden en dergelijke, gelegenheid te geven hun moois te bewaren.
Kanaal ’s-Hertogenbosch-Drongelen heeft den grondwaterstand in wijden kring sterk verlaagd; op tal van landen kunnen bijvoorbeeld geen vruchtboomen meer geplant worden, omdat zij toch dood gaan; door dat kanaal hebben die gronden veel in waarde verloren.
Men zit zoolang hij leeft aan dr. Sweens als armendokter vast door een onereus contract; hoewel er een tweede dokter is – dr. Langemeijer – met wien de menschen graag te doen hebben, kan men de vrije artsenkeuze niet invoeren. Het aantal Israelieten neemt af; er zijn er nog ongeveer honderd. Door den val van de Hanzebank verloren vele kleine menschen – spaarders – hunne spaarpenningen; groote credieten had de bank aan handelaren of industrieelen niet verleend.
Gemeente Waspik
Rapportage 5 Augustus 1896
Den 5den Augustus 1896 bezocht ik de gemeente Waspik; te 9.45 kwam ik aan het station Waspik aan, en werd ik in ontvangst genomen door de twee wethouders, van wie de jongste – De Graaf – een speech tegen mij hield. Buiten het station stond een eerewacht van 22 paarden, benevens de harmonie. Er werd een stoet gevormd, en stapvoets ging het naar het Raadhuis van Waspik. Ik had de twee wethouders doen plaats nemen in mijn rijtuig. Op het versierde raadhuis vond ik den burgemeester (Kamp); ik onderhield mij met hem en de wethouders tot aan de audientie.
Religiehaat bestaat gelukkig in Waspik niet; hoewel er op de ruim 3.000 zielen slechts ± 500 protestanten gevonden worden, is de wethouder De Graaf protestant. Op mijne audientie verschenen de Roomsche geestelijkheid, de dominee, Schoondermark, een gepensioneerd officier van gezondheid der marine, het hoofd der school, de directeur van het post- en telegraafkantoor, Van Dort, de gemeentesecretaris, verloofd met de dochter van den burgemeester, Jockin, de oud-burgemeester van Hooge-Mierde, het bestuur van de vereeniging Volksvlijt en Volksvermaak onder de zinspreuk “Virtus nobilitat artem”, met haren eerevoorzitter Dr Freerichs (den vader van den Bosschen doctor Freerichs), Schoenmakers, de gemeente-ontvanger, en een drietal menschen, die mijn raad kwamen inwinnen in bepaalde zaken, en die ik zoo goed mogelijk geraden heb.
Na de audientie begeleidde de eerewacht mij naar het huis van den burgemeester; daar werd een eenvoudig ontbijt gebruikt. Vervolgens draafden we terug naar het gemeentehuis; daar vonden we de harmonie. Met de harmonie aan het hoofd ging het nu stapvoets tot aan de grenzen van Waspik en Capelle. Het dagelijksch bestuur van Waspik deed mij uitgeleide tot aan Capelle. Onderweg werd mij een bouquet aangeboden door het dochtertje van den Heer Van Son, lid van den gemeenteraad en leerlooier te Waspik.
De Heer Van Son ligt overhoop met den halven gemeenteraad en met den burgemeester en den secretaris. Hij klaagde het dagelijksch bestuur bij mij aan bij missive van 9 October 1895 A No. 5; het bestuur der gemeente verdedigde zich te dezer zake bij missive van 16 October 1895 No. 191.
Ik weigerde in 1895 aan Van Son eene buitengewone vergunning om ganzen te schieten; waaraan ik zijne beleefdheid te danken heb is mij een raadsel. Blijkens het verslag, dat Klasens uitbracht omtrent de administratie van den secretaris en die van den ontvanger, was deze volmaakt in orde.
Rapportage 17 Oktober 1901
Den 17 October 1901 kwam ik weer in de gemeente; de wethouder De Graaf, die een scheepswerf had, is gefailleerd en heeft daardoor opgehouden lid van den Raad te zijn. Hij werd als raadslid weer vervangen door een Protestant; de goede verhouding tusschen Roomschen en Niet Roomschen is gelukkig blijven bestaan. De bevolking van Waspik gaat achteruit in zielental; het zijn vooral schippers, die wegtrekken, en zich vestigen in plaatsen, gelegen aan de groote vaart, Dordrecht, Rotterdam enz; de huishuur te Waspik is hoog.
Een zoon van den vroegeren Dr Freerichs is belast met de vaccinatie; hij is lam en kan daarom weinig praesteeren. De geneeskundige armenpraktijk wordt verder uitgeoefend door Dr Claessen, die daarvoor f. 900 van het burgerlijk armbestuur trekt. De klachten van de vroedvrouw, Juffr. Leistra, zijn eigenlijk ongegrond; zij werd wel door het gemeentebestuur aangesteld, maar ze werd door den arme betaald; ze kan deswege dus geen recht van reclame hebben tegen het gemeentebestuur, wel tegen het armbestuur.
B. en W. raakten niet uitgepraat over de voordeelen van het Zuider afwateringskanaal; al het vroegere kwebland was daardoor boven water gekomen, en was daardoor aanzienlijk in waarde gestegen. Armoede ken men in Waspik niet. Wie geen werk heeft, kan dat verkrijgen op de scheepstimmerwerven; vooral op die van Ruitenberg.
Op mijne audientie verschenen slechts de secretaris en de ontvanger; ze hadden niets bijzonders te vertellen. De secretaris v. Dusseldorp is tevens candidaat-notaris, en werkt ’s avonds op het kantoor van notaris Scholten te Geertruidenberg; hij stelt zich voor later geheel naar een notarieel kantoor te verhuizen. Na de audientie wandelde ik met den burgemeester en met den wethouder De Bonk (wethouder Schenkels heeft een oogziekte en was niet verschenen) langs het Kerkpad naar “Te Boven”, en vandaar weer naar Vrouwkensvaart.
“Te Boven” is een gehucht, sterk bevolkt door kleine kostwinnende menschen; zou de school te Waspik weer vergroot moeten worden, dan zou men daartoe niet overgaan, en liever eene nieuwe school bouwen te “Te Boven”. Op de grenzen van Waspik en Capelle vond ik eene oude scheidsteen, dd. 1670, op welke de gemeente Waspik “Wasbeeck” genoemd wordt.
Rapportage 28 April 1905
Den 28 april 1905 kwam ik weer in Waspik. Per spoor was ik van Waalwijk naar Raamsdonk gegaan. Behalve die gemeente bezocht ik nog Vrijhoeve-Cappel, vanwaar ik naar Waalwijk terugreed. Ik verleende audientie aan secretaris Van Dusseldorp, die geen tijd meer heeft om bij notaris Scholten te gaan werken (en wiens secretarie er slordig uitziet, zooals Verdijk mij later rapporteerde). Hij is geheel op de hand van den burgemeester, bij al diens moeielijkheden in Waspik; volgens hem zou Kamp het zachtste lammetje zijn, dat men zich kan denken.
De ontvanger Schoenmakers kwam zijne opwachting maken en had niets bijzonders te vertellen. Daarna verschenen een drietal arme menschen, die hun nood kwamen klagen, en die ik ongetroost moest laten gaan.
Bij de laatste gemeenteraadsverkiezing (1903) was er veel wrijving. De oude school was afgekeurd, en nu was het de vraag, of er eene groote, of twee kleine scholen zouden gebouwd worden. Het gehucht “Te Boven” wilde een eigen school hebben. Nu de strijd beëindigd is door den bouw van ééne groote school halfweg Waspik en Te Boven is de vrede weergekeerd; men gelooft, dat de in 1905 aftredende raadsleden bij enkele candidaatstelling zullen herkozen worden. De Raadsleden wonen goed over de geheele gemeente verdeeld: drie wonen te Te Boven, een te Scharlo en de 7 anderen verspreid langs den weg van Raamsdonk tot Capelle.
Het gemeentelijk archief moet nogal groot zijn; het zou geordend worden door Van Dort, den voormaligen secretaris. Deze kreeg daarvoor eene extra toelage van den Raad. Alvorens hij met zijn werk gereed was, werd hij benoemd tot gemeentesecretaris van Huissen. Sinds werd er aan het werk niets meer gedaan; het heele archief staat nog juist, zooals Van Dorst het plaatste, op zolder op verschillende rekken.
Gemeente had vroeger mooie gronden; om den bouw van de vroegere school en dien van het Raadhuis te kunnen betalen, werd alles voor f. 24.000 verkocht. Sinds de opening van den nieuwen Maasmond werkt het Zuider afwateringskanaal niet meer zoo goed als vroeger. Als bij hoog opperwater de waterstand op de rivier een zeker peil bereikt heeft (ik meen 1,60 M.), dan zou volgens B. en W. de machine niet meer in staat zijn om het water op te pompen.
De veldwachter krijgt nog eene gratificatie; ik heb gevraagd, dat men die bij zijn tractement zal leggen. Door den bloei vooral van den scheepsbouw wordt er geen armoede geleden in Waspik. Ieder, die werken wil, kan daar werk vinden. Er worden daar groote schepen gebouwd, tot zelfs van 800 last (1.600 ton; een last = 2.000 K.G.) die tot f. 40.000 kosten. De leerlooierij van v. Son werd mij genoemd als eene bepaald goede zaak. De naam Kamp schijnt in deze streken veel voor te komen; de wethouder van Raamsdonk heet Kamp; de burgemeester van Waspik benevens twee van zijne raadsleden heeten even zoo. Zij zijn van elkander geen familie.
Ook de naam De Bont komt veel voor; de wethouder De Bont is een zwager van den landbouwer De Bont, die bij gelegenheid van de relletjes tegen den directeur van het postkantoor te Waspik door de politie werd ingerekend en naar Den Bosch werd gebracht, alwaar hij een zware straf tegen zich hoorde eischen, maar wegens gebrek aan bewijs werd vrijgesproken.
Rapportage 30 Maart 1909
Den 30 Maart 1909 kwam ik weer in Waspik; ik had tevoren Raamsdonk bezocht; was vandaar naar Waspik gereden, en nam daar later weer den trein naar Den Bosch. Ik verleende audientie aan den secretaris, den ontvanger en aan een volontair ter secretarie; zij allen kwamen eenvoudig hunne opwachting maken en hadden niets bijzonders te vertellen. Daarna nog aan een pr menschen, die mij in hunne particuliere zaken om hulp en raad kwamen vragen.
Bij raadsverkiezingen gaat het in den regel nogal rustig toe; men vertrouwt, dat in 1909 de verkiezing bij enkele candidaatstelling zal afloopen. Ik vernam nu de verklaring van het geheim omtrent de giften door den pastoor aan de gemeente: een erflater, Van Gennep, vermaakte de helft van zijn vermogen aan de kerk, de andere helft aan enkele familieleden; twee andere familieleden, zij heeten Muskus, werden op kosten van gemeente als krankzinnig verpleegd; wanneer gemeente ongunstig geadviseerd had op verzoek Kerkbestuur om het legaat te mogen aanvaarden, was de vergunning daartoe misschien niet verleend en hadden de arme krankzinnigen ab intestato geërfd; om de schade, daaruit voor de gemeente ontstaande te vergoeden, gaf de pastoor vrijwillige bijdragen aan de gemeente.
Men klaagt erg over het Raadslid Van Son, omdat die zoo lastig is; men was recht tevreden, dat Gedep. Stat. hem in het ongelijk hadden gesteld in zake de garantie van De Rom c.s. in een eventueel te kort op het telegraafkantoor. De jaarlijksche veemarkten gaan bijzonder goed; men had aanvankelijk hooge premiën uitgeloofd, om de markt in stand te houden; die waren nu niet meer noodig, en waren daarom aanmerkelijk verminderd; op de laatste markt stonden 350 stuks vee aan de lijn en was er veel handel.
Van de twee veldwachters is er een buitengewoon goed; de andere drinkt. Dezen laatste heb ik gewaarschuwd om toch beter op te passen; als de burgemeester zich over zijn wangedrag tot mij wendde, zou ik genoodzaakt zijn hem er uit te zetten en broodeloos te maken. Al was het op de drie scheepstimmerwerven niet zóó druk als anders, ze gaven toch nog aan heel wat menschen een goed stuk brood. Veel armoede wordt gelukkig in Waspik niet geleden.
Rapportage 29 April 1912
Den 29 April 1912 kwam ik weer in Waspik; later bezocht ik nog Raamsdonk en Geertruidenberg; ik deed den tocht vanuit ’s Hertogenbosch. Op mijne audientie verschenen Van Schijndel, secretaris, en Schoenmakers, ontvanger van Waspik. De Heeren kwamen eenvoudig hunne opwachting maken. Van Schijndel moet Oom zeggen tegen den wethouder De Bont; hij is bij hem aan huis, reeds van klein kind af aan.
Het Oude Maasje wordt bevaren tot Waalwijk toe. Het Zuider afwateringskanaal wordt bemalen; men is nog steeds dankbaar voor die uitstekende afwatering, waardoor slecht sappig land groote waarde kreeg. De hooibouw gaat slecht; er is wel voldoende opbrengst, ± 6.000 pond de H.A. maar de prijzen zijn slecht; f. 13 de 500 K.G.; als men daar de kosten van bewerken afrekent, dan blijft nauwelijks f. 50 per H.A. over. Er zit bij heel wat landbouwers nog het gewas van 1909, 1910 en 1911. Om betere opbrengsten te verkrijgen, worden heel wat hooilanden omgebouwd in bietenland; wordt de hooihandel niet beter, dan zal binnen korte jaren heel geen hooiland meer in Waspik zijn. Een bezwaar is echter, dat de kaden langs de polders niet erg hoog zijn, en daardoor bij hoogen vloed overstroomen; dat is niet erg voor hooiland, maar heel kwaad voor bouwland; men is dan ook hier en daar al druk bezig, met de kaden te verhoogen.
Geen spannende strijd bij gemeenteraadsverkiezingen. Archief is haast heelemaal geordend; men hoopt daarmede over een maand of vier geheel klaar te zijn. De scheepswerven werkten in 1911 redelijk, in 1912 tot nu toe buitengewoon druk. Vooral veel reparatiewerk; daaraan wordt veruit het meeste verdiend. In Waspik is eene uitgebreide schippersbevolking; er zijn zeker honderd schippersgezinnen; de menschen wonen op de schepen; van het onderwijs der kinderen komt maar weinig terecht.
Er is in Waspik veel gedwongen winkelnering: Boezer is de groote homme d’affaires voor De Roon; hij koopt hooi voor de hooipers enz. Boezer heeft een dochter, die gehuwd is met een zoon van Ruytenberg, den eigenaar van de scheepswerf; alle boertjes, alle arbeiders van de werf van Ruytenberg moeten in den bakkerswinkel van den jongen Boezer koopen. B. en W. vonden het heel erg. Naar hunne meening zou De Roon een einde aan deze treurigen toestand kunnen maken, maar hij doet het niet.
De leerlooierijen gaan slecht; het leder is goedkoop, de huiden zijn duur; nog één zoo’n jaar, zou v. Son gezegd hebben, en hij moest zijne looierij sluiten. De veemarkten blijven goed gaan; men geeft nog eene premie van f. 20 op iedere markt; voor ieder beest krijgt hij die het aanvoert een lot; aan het eind van de markt wordt tusschen die verschillende lotenhouders geloot wie de premie van f. 20 krijgt.
Rapportage 1 Augustus 1917
Den 1 Augustus 1917 kwam ik weer in Waspik; tevoren had ik Vrijhoeve Cappelle en Cappelle bezocht. Bij laatste raadsverkiezing heeft het erg gespannen; de scheepsbouwer Ruytenberg, sinds jaren lid van den Raad, werd er afgestemd, en vervangen door een arbeider. De voortdurende inkwartiering werkt ellendig op den geest der bevolking; de Amsterdamsche bataillons bevatten vele intellectueele socialisten en anarchisten; deze maken propaganda; richten bonden op, enz. Vandaar, dat Ruijtenberg viel als Raadslid.
Van gemeenteverslag was weinig werk gemaakt; aan de ordening van het oude archief was niets meer gedaan. De bijzondere tijdsomstandigheden kregen van alles de schuld; ik heb den burgemeester daarover eene reprimande gegeven. De distributie van de levensmiddelen vordert veel werk, hetwelk verricht wordt onder leiding van den gemeentesecretaris door een pr meisjes uit de gemeente, jongere zusters van den gemeentesecretaris; zij zitten op de secretarie!
Er zijn nog ± 200 Belgische vluchtelingen, waaronder 56 kinderen met 2 broeders. Meest allen worden door de Regeering nog eenigszins geldelijk gesteund. Er is nog maar één gemeenteveldwachter, over wien men zeer tevreden is; de man is geheel drankvrij. De gemeente heeft het distributienet voor de elektriciteit gebouwd; nu er voorloopig geen stroom geleverd kan worden, denkt men er hard over het koper van de leidingen te verkoopen; men kan daarmede ± een halve ton verdienen. Ik heb sterk ontraden, om daartoe te besluiten; wie kan gemeente waarborgen, dat zij later tegen meer billijken prijs weer koper zal kunnen krijgen.
Rapportage 7 Mei 1921
Den 7 Mei 1921 kwam ik weer in Waspik en in Raamsdonk. Om in den woningnood te voorzien, werden voor f. 63.000 negen woningen gebouwd. Ze moesten f. 4,- huur doen, maar niemand wilde dat betalen. Ten slotte slaagde men er met groote moeite in, eene weekhuur van f. 3,- te bedingen. Gemeente had het oude distributienet voor elektriciteit verkocht voor f. 56.000 en daarmede f. 26.000 verdiend. Het nieuw gebouwde distributienet dat den 28 Dec. 1920 in gebruik werd gesteld, kostte alles en alles f. 44.000. Er zijn 150 aansluitingen.
Waspik neemt deel in de waterleiding West Brabant, men vertrouwt, dat deze zaak aan de gemeente niets zal kosten, en dat het drinkwater ongeveer f. 0,20 de M3 zal kosten. Men betaalt 6% hoofd. omslag.
De drie scheepswerven maken goede zaken; nieuwe schepen worden niet gebouwd; maar doordat de scheepvaart slap is, laten de schippers – die allen zonder uitzondering veel geld verdiend hebben – hunne schepen thans repareeren, en daaraan wordt meer verdiend, dan aan den bouw van nieuwe schepen. De leerlooierijen gaan slecht; de schoenmakerijen vrij goed. De hooiperserij is stopgezet; De Roon is overleden; zijne erven liggen met diens weduwe in proces.
Er zijn 105 schippersgezinnen in Waspik; 90 zijn Roomsch. Voorzooverre hunne kinderen niet in Waspik zijn, bezoeken zij de scholen te Engelen, Oss, Moerdijk, of Huybergen. De distributie der levensmiddelen is goed geloopen; over 3 jr is de distributieschuld – thans nog f. 30.000 – afgelost. De mentaliteit van de bevolking is niet, wat zij zijn moest; de menschen zijn ontevreden. Openlijk zijn er geen socialisten, maar velen zijn het in hun hart, zonder het te weten.
Het Zuider afwateringskanaal voldoet goed voor de hooipolders van Waspik; in Capelle is wat tuinbouw gekomen; de tuinders in die gemeente zouden den waterstand ’s winters liever wat lager hebben. Tot groote schade van de boeren is de prijs van het hooi met 2/3 verminderd. Voor het allerbeste hooi, dat vorig jaar f. 50 à f. 60 gold, is thans niet meer dan f. 16 tot f. 20 te bedingen. De ordening van het oud archief is nog niet gereed; de Raad stelde daarvoor f. 1.000,- beschikbaar. De ambtenaar, die er mede belast werd, de Heer De Winter, werd benoemd tot 1sten. ambtenaar te Veghel; een opvolger moet nog benoemd worden.
Rapportage van 10 Juli 1924
Den 10den Juli 1924 kwam ik weer in Waspik. De geest van de bevolking is weer goed. Bij de laatste verkiezingen werden elf stemmen op een socialist uitbegracht. De distributieschuld bedraagt nog f. 8.500; in 1926 worden de laatste f. 2.000 afgelost. Het electrisch bedrijf gaf in 1923 nog een verlies van f. 2.116. Men gaat echter goed vooruit; de stroomafname in de eerste 5 maanden 1924 is beduidend hooger dan in de overeenkomstige maanden 1923.
De drinkwaterleiding opent in September aanst.; de tarieven waarvoor het water zal geleverd worden zijn nog niet bekend. Finantieel zal het wel eene lange lijdensgeschiedenis worden. De scheepswerven van Ruytenberg gaan bijzonder goed; ze hebben zeker nog voor twee jaren werk. Er werken 135 menschen, tegen veel te lage loonen; door elkaar (winter en zomer) verdienen de arbeiders gemiddeld niet meer dan f. 12 in de week. Bij scheepsbouw worden de kosten berekend op f. 55 per ton. Een schip van 1.000 ton kost dus f. 55.000, onverschillig of het in Rotterdam gebouwd wordt, dan wel in Waspik. Maar in Rotterdam wordt aan loonen 60 tot 95 cnt per uur betaald, en in Waspik 20 tot 45 cnt. De verdiensten zijn dus bij nieuwbouw buitengewoon hoog, en bij reparaties nog veel hooger, omdat alle reparaties zoo buitengewoon duur worden berekend.
De oude Ruytenberg is uit zaken; 5 zoons; twee drijven de scheepswerf in Raamsdonksveer, en drie die in Waspik. Alle vijf huishoudens leven zeer luxueus; allen hebben een luxe auto (geen Fordje) enz. Maar in de inkomstenbelasting zijn ze voor nietige bedragen aangeslagen: de drie Heeren in Waspik samen voor f. 20.000. Volgens B. en W. zou de boekhouding veel te wenschen over laten, en zouden de Rijksaccountant s den waren staat van zaken niet kunnen vaststellen. De arbeiders mogen geen lid van een bond zijn; dan krijgen ze hun ontslag.
Het burgerlijk armbestuur is zeer rijk; bezit aan gronden f. 165.000; aan effecten f. 65.000. Door de lage loonen, die Ruytenberg uitbetaalt, kunnen vele arbeiders er ’s winters niet komen dan met steun van het armbestuur. Het is een schande! Een van de zoons van Ruytenberg is lid van den gemeenteraad; B. en W. geven erg op hem af.
De hooipers (Boezen en Van Dongen) heeft in 1923 druk gewerkt; zal dat ook in 1924 wel doen. Het hooi is goedkoop, maar loopt op in prijs f. 12 tot f. 15. Voor werkverschaffing besteedde gemeente sinds 1 Januari 1924 f. 624; van dat bedrag nam het armbestuur f. 500 voor zijne rekening. De exploitatie van 9 arbeiderswoningen kostte aan Waspik in 1923 f. 1.253.
Bronnen:
-
Wikipedia-bijdragers. (2024, 18 december). Arthur van Voorst tot Voorst. Wikipedia. https://nl.wikipedia.org/wiki/Arthur_van_Voorst_tot_Voorst
-
Mr. A.E.J. baron van Voorst tot Voorst | Parlement.com. (n.d.). https://www.parlement.com/biografie/mr-aej-baron-van-voorst-tot-voorst
-
Wetzer, A. (n.d.). Bossche Encyclopedie | Arthur Eduard Joseph baron van Voorst tot Voorst (1858-1928). https://www.bossche-encyclopedie.nl/overig/schilderijen%20(moerkerk)/0102.htm